- vrijdag 15 november 2019
Zondag 10 november 2019. Deze week deel 2 over het spel met de duivinnen. De kern van dit stuk zal gaan over de hokken en de huisvesting in de hokken.
Zoals ik vorige week al schreef waagde ik de eerste stappen met het duivinnenspel al in mijn jaren in Diemen (1985-2002). Om eerlijk te zijn, ik weet niet meer precies wanneer dit was. Als ik logisch terugdenk moet het rond 1997 geweest zijn. Zo’n 12 jaar na de start van duivensport op eigen benen (als 18 jarige in 1985). Tot dat moment had ik alleen klassiek weduwschap gespeeld op een jaar nestspel in 1987 na. Met een steeds meer uitdijende groep weduwnaars en dientengevolge een even grote groep thuiszittende weduwen. Dit laatste begon mij een beetje te irriteren temeer daar deze weduwen op de natour goed presteerden. Dit moest toch ook op de gewone vluchten kunnen?
Er werd, vermoedelijk in navolging van mijn vader (maar zelfs dat weet ik niet helemaal zeker meer), besloten om met een beperkt aantal doffers (12 van de 36) dubbel weduwschap te gaan spelen. Kleinschalig dus en slechts het deel van het hok waarop altijd al minder gepresteerd werd, werd in de wintermaanden omgetoverd in een hokje voor dubbelweduwschap.
In de voormalige gang tussen twee weduwnaars hokken creëerde ik een afdelinkje waar 12 duivinnen in een speciale loketkast konden zitten zonder dat ze elkaar zagen. Onder dit kastje stond een schuin geplaatst rooster zodat ze niet op de grond konden. In de deur die dit onderkomen afsloot had ik gaten geboord om lucht en daglicht toe te laten.
Het eigenlijke duivinnen verblijf was niet groter dan een vierkante meter. Gevoerd werden ze in het nieuw gecreëerde halletje dat de duivinnenafdeling met het dofferhok verbond. Ook niet groter dan een vierkante meter. Water kregen de duivinnen uit een fles met zo’n klein bakje eronder. Naar binnen en naar buiten gingen de duivinnen via een grote spoetnik annex superval. Dezelfde ingang die gebruikt werd op door de doffers. De mannen gingen wel door een andere spoetnik naar buiten. Om in het “dubbel weduwschap verblijf” te komen moest er nog wel een nieuwe toegangsdeur gemaakt worden.
Ik heb gepoogd een en ander weer te geven d.m.v. een schematische tekening en een uitvergroting er van. Voor het begrip van de maten moet u weten dat het basis hok 7 bij 3 meter was. Het duivinnenspel vond dus plaats op de vierkante centimeter in verhouding tot de rest van het hok.
Of dit, de geringe aandacht en de te krappe huisvesting, de oorzaak was of doordat het kwam doordat de jaarling duivinnen niet voldoende waren opgeleid zal ik nooit weten maar de het spel kwam niet van de grond.
De duivinnen trainden slecht (waarschijnlijk door een foute voermethode), kwamen slecht thuis van de vluchten en droegen letterlijk niets bij. Omdat zij ook nog zorgden voor een verlenging van de verzorgingstijd en mijn hok niet bij huis maar op een volkstuin stond was de conclusie snel getrokken. Na de eerste Midfondvlucht werden de nog aanwezige duivinnen niet meer gespeeld. Het eerste experiment was faliekant mislukt. Oorzaken slechte opleiding, slechte huisvesting, te weinig aandacht en vermoedelijk ook een slechte methode.
Het duurde vervolgens een paar jaar voordat ik mij opnieuw aan het duivinspel waagde. Inmiddels had ik mij er beter in verdiept en besloten dat er een nieuw hok moest komen dat ook geschikt was voor het spel met duivinnen. Dus met twee afdelingen en een schuifdeur er tussen. Na wat gedoe met het bestuur van de tuinvereniging over de vergunning kon het hok eind februari 2000 geplaatst worden. In de schematische tekening kunt u zien hoe dat hok in elkaar zat.
De gedachte dit keer was om de duivinnen op te sluiten in broedhokken en ze net als de vorige keer door hun eigen ingang naar buiten te laten. Zo werden de doffers niet gestoord. In die jaren was ik nog altijd een echte dofferspeler. Alles moest zo optimaal mogelijk voor de doffers blijven want ik wilde het redelijk goede spel met de doffers zeker niet in gevaar brengen. Rouleren deed ik toen dus niet en heb ik uiteindelijk ook nooit gedaan.
Ondanks dat het er op papier allemaal goed uitzag kwam ook de tweede poging niet echt van de grond. De voermethode werd iets aangepast (meer voer) en dit keer trainden de duivinnen wel goed. Ze waren in ieder geval lang uit het zicht maar terugkijkend vraag ik mij af of ze niet ergens op een veld zaten.
Op de vluchten speelde ik een klein ploegje van zes duivinnen (of iets dergelijks). Ik herinner mij dat er een duivin was die het behoorlijk deed. Nooit knal vroeg maar ze was er altijd na een paar doffers. Echter op een moeilijke vlucht ging zij en nog drie andere duivinnen verloren terwijl er bij de doffers nauwelijks verliezen waren. Dit betekende het einde van het spel voor het jaar 2000. Weer mislukt dus.
Waarom ik in 2001 niet opnieuw met duivinnen speelde weet ik vervolgens niet meer. Vermoedelijk had het iets te doen met het feit dat ik inmiddels samenwoonde en ’s avonds een beetje op tijd thuis wilde zijn.
Toen echter na een tweede duivendiefstal in oktober 2001 besloten werd samen een huis te gaan kopen waar ik ook duiven zou kunnen houden stond het vast dat op de nieuwe locatie vanaf de start dubbel weduwschap gespeeld zou worden. Ik had niets te verliezen qua dofferspel en het was een mooie manier om het aantal duiven beperkt te houden (hoe sterk kon ik mij vergissen). De extra tijd die de verzorging zou vergen was geen probleem meer omdat ik zou immers bij huis zijn.
Na een aantal uurtjes achter de tekentafel kwam het onderstaande ontwerp uit de bus. De basismaat van het hok was 11 bij 3 meter. Wederom 3 meter diep maar een stuk groter dan in Diemen.
Door vertraging met de vergunning werd het hok ergens in mei 2002 in Aalsmeer geplaatst. Hierdoor konden jonge duiven nog juist op een aantal navluchten opgeleerd worden. Niet ideaal maar in 2003 kon er voor het eerst op een serieuze schaal met duivinnen gespeeld worden. Het waren er bij aanvang van het seizoen een kleine veertig. Met drie vluchten ervaring of zonder ervaring.
Als onderkomen hadden ze twee kleine afdelingen, wederom in ganghokken tussen respectievelijk twee dofferafdelingen en een doffer afdeling en de twee jonge duivenafdelingen. Naar buiten gingen ze door de deur en naar binnen door het superkleine klepje dat ik in iedere gang had laten maken. Al spoedig in het seizoen 2003 kwam ik er achter dat dit niet ideaal was. Vooral het feit dat de duiven te ver uit elkaar zaten was onhandig.
An sich ging het na een aarzelende start niet eens zo onaardig. Zo werden op de eerste dagfondvlucht van het seizoen de eerste drie plaatsen in de club bezet. Voor het toen nog sterke en veel grotere dagfondhok van Gerard en Martin van Zelderen. Allen duivinnen, hetgeen ook niet anders kon want ik had slechts 12 duivinnen gespeeld. Voor die tijd waren ze al aardig gekomen maar de overwinning in de club (en de tijdduiven in groot verband) betekende een absolute doorbraak. Het kon dus wel!
Dat eerste seizoen bezorgden deze 12 duivinnen mij nog een aantal eerste plaatsen en het 1e kampioenschap Dagfond in de club. En dat in het eerste jaar! In het toen nog supersterke Samenspel werd uiteindelijk de 10e plaats Generaal on- en aangewezen behaald evenals in het District Amsterdam. Door goed spel met de jonge duiven maar ook zeer behoorlijk spel met doffers EN duivinnen.
Toch was ik niet tevreden. Het moest beter en handiger. Door de video van Tony van Ravenstein zag ik hoe Jan van der Pasch uit Grubbenvorst met zijn duivinnen speelde. Het spelletje met de volière wilde ik ook. Alleen had ik slechts plaats voor een tweede volière. Dus werd samen met sportvriend Henk de hamer en de zaag weer ter hand genomen.
Besloten werd een echte afdeling van het hok vrij te maken voor de duivinnen plus de aanpalende gang. Voor deze afdeling verrees de nieuwe volière. Hierin zouden alle duivinnen overdag opgesloten worden. Deze volière leek evenals die voor het jonge duivenhok overigens meer op een serre dan op een volière want alleen de voorkant was van gaas. De rest was dicht gemaakt met plastic golfplaat. Ook de vloer was gesloten. Op de multiplex plaat lagen roosters.
In de duivinnenafdeling zaten de duivinnen op schapjes waarvan een deel voor een aantal nieuwe kleinere broedhokken was gemonteerd. De gedachte was om in een latere fase van het seizoen de duivinnen op te kunnen sluiten om ze rijker te kunnen voeren. Iets dat ik uiteindelijk maar één keer in de praktijk bracht.
Op de vloer van de twee duivinnen afdelingen plaatste ik in navolging van plaatsgenoot Rob Koers een koppel. Bij Rob die met een kleine ploeg speelde hield de doffer de vloer schoon en dat werkte bij hem zo goed dat ik dit kopieerde. Bij mij was het aantal duivinnen in de regel te groot om van de vloer te houden. De afwezigheid van één doffer (later twee) zorgde er wel voor dat eventuele paarlustige duivinnen niet onderling paarden maar met de doffer(s). Deze doffers waren soms wel gekoppeld met drie duivinnen hetgeen weer voor extra motivatie zorgde.
Omdat het aantal koppels in stand gehouden werd (en later zelfs uitgebreid werd), werden in het ganghok tussen de twee oorspronkelijke doffer afdelingen kleine broedhokjes geplaatst. Zie wederom de schematische tekening.
De nieuwe indeling, het overdag opsluiten in de volière en de koppels op de grond werkten als een trein. De goed opgeleide jongen van 2003 herbergden een aantal toptalenten en het oude duivenseizoen werd afgesloten met een 4e plaats onaangewezen in het supersterke samenspel en het district Amsterdam.
De goede prestaties in de jaren die volgen zorgden ervoor dat er de volgende jaren niet of nauwelijks verbouwd werd aan het basishok.
Dit gebeurde pas weer in de winter van 2009 op 2010. De houten volières begonnen inmiddels slechter te worden en werden vervangen door aluminium exemplaren van de firma HABRU. Omdat ik inmiddels ook heilig geloofde in het nut van de volières in het kader van een betere gezondheid verrees ook voor de enige dofferafdeling waar dit nog kon een volière. Zie de nieuwe schematische tekening.
Aan de methode werd niets veranderd, slechts het windbreekgaas in plaats van normaal gaas, of beter voor het normale gaas, werd toegevoegd. Dit laatste bleek een grote fout. Het maakte de volières veel te dicht waardoor het te warm en te benauwd werd. Te weinig zuurstof. Niet in april, mei of september maar wel in de maanden ertussen. Ik ontdekte dit echter pas in 2013 toen ik bij toeval een keer op het heetst van de dag de volière instapte. Direct verwijderde ik de helft van het windbreekgaas en sindsdien heb ik zo ongeveer nooit meer laat gezeten.
Nog was het systeem echter niet op punt. Zo ongeveer alle jaren kenden mijn oude duivinnen een dipje op het moment dat bij de jongen de jonge duivenziekte de kop opstak. Ze waren niet doodziek maar presteerden toch minder. Doordat ik veel op andere hokken kwam en zag ik dat daar de jonge duiven vaak op een apart hok zaten werd het voor mij duidelijk. Dit moest ook in Aalsmeer zo worden. Het betekende dat de kwekers hun eigen hok zouden verruilen voor dat van de duivinnen, dat de jonge duiven in het voormalige kweekhok gehuisvest zouden worden en dat de duivinnen in de hokken van de jonge duiven zouden komen.
Daarnaast was er nog een tweede reden om te gaan verbouwen. In de jaren 2010, 2011 en 2012 was ik zo ongeveer definitief overgestapt op het spel met de enkel duivinnen. Doffers thuis. Een keuze ontstaan door toeval (pokken) en tijdgebrek (een nieuwe baan). Bij het enkel spelen van de duivinnen was mij opgevallen dat de losse duivinnen of duivinnen zonder broekhok eenvoudiger verloren gingen dan degenen die wel goed gepaard waren en een eigen broedhok hadden. Omdat ik minimaal met 60 duivinnen in de belangrijke fase van het seizoen wilde komen (start van de dubbelvluchten) betekende dit dat ik het aantal broedhokken moest vergroten. Het werden 72 broedhokken op een ruimte van 5 bij 3 meter. Met behulp van de firma Hermes werd de puzzel gelegd.
Na een intensieve voorbereiding gedurende het seizoen 2012 werd direct na het seizoen de grootste verbouwing sinds de start in Aalsmeer in gang gezet. Wederom met hulp van sportvriend Henk zonder wiens hulp het nooit gelukt was. In december was het klaar en zag het eruit als op onderstaande schematische tekening.
De verbouwing was een schot in de roos want alle memorabele successen volgden na deze laatste verbouwing. Deze verbouwing laat zich kort samenvatten: het bracht een betere gezondheid door afwezigheid van de jongen onder hetzelfde dak, het bracht de duivinnen meer ruimte door de grotere volière en het vergemakkelijkte de verzorging doordat de duivinnen direct naast de doffers zaten. Vooral direct voor het inkorven (al werd de laatste jaren niet meer getoond) en direct na de vlucht. De duiven konden dan in alle afdelingen en in beide volières. Ook bij het scheiden en koppelen was het makkelijk kortom het was de kers op de taart.
Tot zover de evolutie in de huisvesting van mijn duivinnen. De verbeteringen hierin lopen bijna recht evenredig met de verbetering in de prestaties.
Degenen die geïnteresseerd zijn in duidelijkere tekeningen kunnen deze desgewenst toegestuurd krijgen. Via het contactformulier kunt u mij bereiken.
Volgende week – de verzorging.
OP EIGEN HOK
Vermeld ik nu niets omdat het weekstuk al te lang is.
Tot volgende week,
Michel