- vrijdag 23 november 2018
Zondag 18 november 2018. Er zijn van die zondagen dat de tekst wat moeilijker op het beeldscherm terecht komt. Op dit soort dagen heb/had ik nog geen vast omlijnd idee over de inhoud van het weekstuk. Vandaag is zo’n zondag. Door mijn hoofd spoken diverse gedachten qua onderwerp daarom maar in willekeurige volgorde.
Het weekstuk van vorige week bracht de nodige beroering op de sociale media. Veel meer dan gebruikelijk. Voor- en tegenstanders van mijn schrijfsels buitelden over elkaar heen. Niet zo zeer over hetgeen ik schreef maar over het onderwerp dat ik beschreef.
In de reacties waren de voorstanders van de vernieuwing in de meerderheid. Op zich zegt dit echter niets. Op de sociale media en dan vooral Facebook zit niet de gemiddelde groep duivenmelkers. Het zijn veelal geëngageerde sportvrienden die dit medium gebruiken. Vooral degenen die reageren.
Representatief voor de gemiddelde duivenmelkers zijn ze zeker niet. De zwijgende meerderheid hoor je niet. Analoog aan de Zwarte Piet discussie die de laatste weken weer in volle hevigheid is losgebarsten hoor je ook in Duivenland de veruit grootste groep niet. De groep roert zich niet op Facebook en gaat niet naar sectievergaderingen.
Het zijn de gewone melkers waaruit 80% van de vereniging bestaat. Ze houden hun duiven, willen voldoende vluchten en het liefst een beetje plezier plus bij voorkeur een beetje sportief succes. Ook dit laatste is voor een deel van deze groep van minder belang. Duiven zijn een deel van hun leven en hun sociale existentie.
Deze groep weet vaak beperkt wat er speelt. Als ze al lezen over de vernieuwingen dan uiten ze hun mening beperkt of hoogstens binnen de muren van de vereniging of bij de lokale voerhandel. Veelal vinden ze “alles best”. Dit laatste is natuurlijk niet helemaal waar want vooral in het seizoen klaagt de nu zwijgende meerderheid vaak om het hardst.
Na het seizoen lijken ze de ellende echter weer snel vergeten. Op ledenvergaderingen hoor je deze groep namelijk ook niet of nauwelijks. Tenzij iemand uit deze groep iets te diep in het bierglas gekeken hebben. In dat geval willen de werkelijke gevoelens of meningen over een bepaald plan nog wel eens naar boven komen drijven. Echter in de meeste gevallen volgen ze het verenigingsbestuur. Dit verenigingsbestuur dat vaak in meerderheid ook uit lieden zonder een groot ego bestaat volgt op haar beurt weer het bestuur van de afdeling.
In die laatste besturen liggen de ego’s in de regel wat dikker gestapeld waardoor strijd met de landelijke bestuurslagen ontstaat. Zoals vorige week waarneembaar was. Dit laatste in diverse gradaties. Van de frontale aanval tot de pogingen tot samenwerking.
Hetgeen alle bestuurslagen echter zou moeten verenigen is echter het feit dat zij er zitten voor en door de zwijgende meerderheid. De kunst voor de bestuurders is dus om goed aan te voelen wat deze groep nu precies wil en dit te vertalen in beleid dat past in de huidige tijd. Hiertoe moet de zwijgende meerderheid wel gehoord en bereikt worden.
Niet buiten het seizoen maar in het seizoen. In de zomer als de zwijgende meerderheid met haar sport bezig is en belangstelling heeft. Belangstelling die in het najaar en de wintermaanden verschuift naar andere zaken. Ik schreef het al eerder dit jaar.
Niet via moeilijke sites met namen die geen gewone liefhebber gebruikt. Sites die bovendien nauwelijks vernieuwd worden. Ook dit schreef ik al eerder dit jaar.
Niet via ledencongressen of bijeenkomsten op Papendal of elders ver weg van de woonplaats van de meeste liefhebbers. Ook dit zal de vaste volgers van mijn schrijfsels niet vreemd in de oren klinken.
Wel is het dus een kwestie van de boer op gaan. Dit was volgens mij de titel van het weekstuk dat ik hier eerder over schreef. Het NPO bestuur en nu dus de sectieleden hadden de boer op moeten gaan om de veranderingen toe te lichten. Om het vertrouwen te winnen van de achterban! Nu, voor deze winter is het te laat. Het is echter nog lang geen 2021.
WEINIG REACTIES
Een ander punt dat deze week opviel was dat er relatief weinig reacties zijn binnen gekomen bij de werkgroep die zich bezig dient te houden met het komen tot “eerlijker spel”. Iets meer dan 200 reacties/voorstellen lijkt veel maar niet als je het afzet tegen het totale ledenbestand of bijvoorbeeld het aantal voorstellen dat per jaar door de verenigingen wordt ingediend voor de afdelingsvergaderingen is het niet bijzonder veel. Aan de magere kant zelfs vooral als je ook nog eens de kwaliteit van de voorstellen in ogenschouw neemt.
De kunst voor deze werkgroep wordt dan ook de voorstellen op hun juiste waarde te schatten. Als de overgrote meerderheid (99%), dus de zwijgende meerderheid, niet de moeite neemt om een voorstel in te dienen zal het met het gevoel van “onrecht” nog niet zo slecht gesteld zijn. Ook hier zijn het vermoedelijke dezelfde geëngageerde leden die “het lawaai” veroorzaken.
VOORSTELLEN
Dat er echter geëngageerde leden zijn die het goed voor hebben met de sport mocht ik zelf ook ondervinden. Naar aanleiding van mijn recente weekstukken mocht ik inmiddels al 2 voorstellen ontvangen die meer dan compleet uitgewerkt waren.
Over een voorstel schreef ik al eerder. Dit betrof het voorstel om de sport in te delen in divisies gebaseerd op de verschillende deelname. Met verschillende deelname kosten. Hoe hoger het aantal duiven hoe hoger de kosten. Een beetje gebaseerd op het principe van de vervuiler betaald.
Het tweede voorstel ontving ik deze week. Het was zeer compleet uitgewerkt inclusief bijbehorend vliegprogramma plus ruime toelichting. De intentie van dit tweede voorstel is om de vluchten te splitsen in vluchten met onbeperkte en beperkte deelname. Per onderdeel zijn er dan bij aanvang van het onderdeel een aantal vluchten waarop onbeperkt mag worden ingekorfd (zeg 3 of 4 vluchten) waarna er vervolgens vluchten zijn waarop iedereen een bepaald maximum aantal duiven in mag korven (12 oude en 24 jongen, plus 12 ouden en 12 jongen op gemeenschappelijke vluchten zoals de Natour). Op de vluchten met beperkte deelname strijdt iedereen dus met dezelfde wapens. Het genoemde maximaal aantal duiven is relatief laag maar dit is logisch gezien het uitgangspunt van gelijke middelen. De kampioenschappen worden vervlogen op de vluchten met de beperkte deelname. Hierin heeft iedereen dan min of meer gelijke kansen. In ieder geval qua aantal (natuurlijk niet qua kwaliteit). Om het concours nog enige body te geven wordt de concoursverhouding terug gebracht tot 1:2. Qua puntentelling geldt dezelfde telling als bij de Fondspiegel dus alle duiven moeten bijdragen. Per coördinaat mag er sprake zijn van 2 deelnemende hokken (duiventuinen en dergelijke daargelaten).
Al bij al een voorstel dat doet denken aan het voorstel van Andre van der Wiel (om voor de Nationale Dagfondvlucht de deelname te beperken tot 10). Een voorstel waar ik wel sympathiek tegenover stond. De vraag bij het hierboven beschreven voorstel is of het niet te ver gaat? Het combineert in ieder geval het beste van de beide werelden. Wellicht zou het iets minder ver doorgevoerd kunnen worden of zouden er 2 kampioenschappen (of zelfs 3) kunnen zijn. De vraag die echter bij mij ook rijst is “hoe leg je dit de zwijgende meerderheid uit” en “wat zal de zwijgende meerderheid hiervan vinden”.
OP EIGEN HO(N)K
Hadden we deze week wel te maken met heel erg zware regen buien. In de directe nabijheid (Sungai Buloh) was donderdagmiddag sprake van een zogenaamde “flash flood”. Zie de bijbehorende beelden
https://www.facebook.com/mike.foong.9/videos/10217919810046415/
Wat googlen levert de volgende uitleg over het begrip “flash flood” op.
Er is geen goed Nederlands woord voor “flash flood”. Een flits vloed zou je kunnen zeggen, maar dat is niet gebruikelijk.
In gebieden met steile hellingen en nauwe valleien, kan hevige neerslag ervoor zorgen dat een rivierbedding ineens vol staat met snelstromend water. De regen wordt verzameld op de hellingen, stroomt snel naar beneden en verzamelt zich in de rivierbedding. Het water in de rivier stijgt snel en stoomt snel. Het water stroomt eerst over de oevers en dan door de vallei naar beneden
Het oppervlak dat bij een “flash flood” overstroomt, is relatief niet zo groot: het gaat om smalle valleien. De totale hoeveelheid water is ook relatief niet groot, maar omdat het op zo’n klein oppervlak geconcentreerd is, kan het wel heel hoog komen te staan. Als het ophoudt met regenen stopt de overstroming net zo plots als hij begonnen is.
Een “flash flood” kan erg gevaarlijk zijn. De snelheid waarmee het water stroomt, geeft het zo’n kracht dat het water zware objecten als auto’s, bomen en soms zelfs huizen kan meenemen. Denk niet dat je door een “flash flood” heen kan rijden, ook al staat het water niet zo hoog.
In Nederland komt dit type overstroming eigenlijk niet voor, maar als een dijk zou breken, zou vlak bij de bres het water met grote snelheid stromen.
Zelf hadden wij er, op lastig woonwerk verkeer na, geen last van. Het resort waarop wij wonen ligt stukken hoger.
Tot volgende week,
Michel