- donderdag 24 februari 2022
Het is hier in Maleisië inmiddels al wat later in de middag. Aanvankelijk ontbrak mij een beetje de zin om wat te schrijven. Met drie schaterlachende tieners in de keuken was het daarnaast ook een beetje lastig om mij op het toetsenbord te concentreren. De jonge dames waren koekjes aan het bakken voor het “Valentijnfeestje” op school en hierbij overschreed het geluidsvolume dat ze produceerden meer dan regelmatig het gangbare. Ik wilde mij echter niet als een oude zeur opstellen dus liet ik ze maar begaan. Maar goed aan het einde van de middag dan toch maar even, al liggend op de bank, achter de laptop gekropen.
Ik las gisteren in Op de Hoogte het voorwoord van “onze” voorzitter. Hierin verhaalde hij over de Olympiadekeuring in Boedapest en het “verdienstelijke” resultaat dat daar behaald werd. Dit wekte om meerdere redenen mij interesse. Qua resultaat en omdat ik in een ver verleden meer dan gemiddeld geïnteresseerd was in dit bijzondere aspect van onze sport.
Zo keek ik dan ook even verder dan OdH en zocht naar de resultaten. In het landenklassement bij de oude duiven werd een 9e plaats bezet tegenover slechts 15 deelnemende landen. De eerste plaats was voor Polen met hetzelfde puntenaantal als nummer twee, Slowakije. Op geringe afstand gevolgd door Duitsland. Bij de jonge duiven was het Duitsland dat de lijst aanvoerde, gevolgd door Polen en Tsjechië. De Nederlandse afvaardiging klasseerde zich als 8e. Geen resultaten om over naar huis te schrijven.
Iets dat ook gold voor de prestaties in de individuele klassementen. Bij de oude doffers was een 14e plaats het hoogst haalbare tegen 72 deelnemende doffers. Bij de oude duivinnen was er slechts een 43e plaats als hoogste klassering op een deelname van 75 duiven. Bij de jonge doffers was het al niet veel beter gesteld met plek 22 tegen 41 deelnemers. Bij de jonge duivinnen werd naar verhouding de beste prestatie behaald met een 7e plaats op een deelname van 42.
Het lijkt erop dat, behalve door het feit dat de deelname van enkele al geselecteerde duiven “verstoord” werd door de Vogelpest, de Nederlandse duif niet meer aan het internationale schoonheidsideaal voldoet. Of in ieder geval de duiven van het geringe aantal Nederlandse liefhebbers dat nog bereid is hun duiven aan deze competitie te laten deelnemen.
Wellicht is door de jaren heen het type duif ook een beetje verandert want ik zag onder de deelnemers toch ook weer de naam van Henk Schepens uit Moergestel staan. Deze standaardklasse specialist neemt al sinds mensenheugenis deel aan deze competities en met veel succes in het verleden.
Eén en ander zal ook te maken het met twee andere zaken. Ten eerste de evolutie of beter de ontwikkeling van de vliegduif in algemene zin. Hierbij is het sporttype toch dominant geworden. In het algemeen is de moderne Nederlandse prestatieduif wat kleiner dan vroeger. Ook wat slapper in de rug. Daarnaast speelt ook de belasting in het seizoen een grotere rol. Op het gemiddelde hok worden de duiven veel intensiever gespeeld dan zeg 25 jaar geleden. De gevolgen hiervan zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid terug te vinden in de kwaliteit van het verenkleed. Dit moet perfect zijn en na een zware belasting is dat bij de meeste duiven niet meer het geval. In het verleden speelden de echte specialisten in deze tak van onze sport vanwege deze problemen hun duiven zo min mogelijk, maar juist voldoende, om aan de kwalificatie-eisen te voldoen.
De tweede reden waarom het Nederlandse succes in de standaardklasse al jaren tanende is, is dat de positie die de schoonheid van een duif in onze sport aanneemt totaal veranderd is. Tegenwoordig draait het 110 procent om de prestatie. Als een duif er dan nog mooi uitziet en goed gebouwd is, is dit mooi meegenomen.
Waar vroeger tijdens het inkorven werd opgemerkt “dat is een mooie duif voor op de tentoonstelling”, hoor je deze woorden tegenwoordig nooit meer. Als een inkorver zich als eens uitlaat over een duif betreft dit veelal de werkelijke of potentiële klasse als vliegduif.
De schoonheid van een duif is dus van totaal ondergeschikt belang geworden. Een ontwikkeling die ik op mijn tijdens mijn eigen duivensportloopbaan ook zag. In het begin van mijn duivensportcarrière was dit echter geheel anders.
Toen ik nog samen met mijn vader duiven hield zeker. Wij poogden zelfs tweemaal deel te nemen aan de Standaardklasse van de Olympiade. Dit was toentertijd een hele eer.
Het begon al met de verenigingstentoonstelling. Hier werd jaarlijks veel werk van gemaakt. Niet alleen qua organisatie in de club maar ook op eigen hok. Al weken van tevoren was de selectie al gemaakt. Vervolgens was het dan ook maar hopen dat de geselecteerde duiven zich in de tussentijd niet beschadigden. Indien dit soms wel gebeurde was de teleurstelling groot.
Eenmaal op de verenigingstentoonstelling aangeland was er op de avond van “het zetten” van de duiven grote animositeit over de mogelijke uitslag. Menig liefhebber was optimistisch over zijn kansen en er werden zelfs “poultjes” gemaakt over de mogelijke uitslag(en). Op zaterdag was de teleurstelling bij de meeste liefhebbers dan ook groot wanneer de keurmeester het toch net even anders gezien had.
Voor sommigen, en vaak waren dit dezelfde liefhebbers die in het vliegseizoen goed speelden, was er op zaterdag het zoet der overwinning. Hun duiven waren bij de meestal gerespecteerde, maar soms ook vervloekte, keurmeester in de smaak gevallen.
Naast de verenigingsprijzen was er in de jaren waarin de Olympiade georganiseerd werd nog een extra kers op de taart. Als een doffer of duivin er echt boven uitstak kon een keurmeester deze duif nomineren voor de voorkeuring van de Olympiade. Mijn vader en ik mochten dit in de seizoenen ’84/85 en ’86/87 tweemaal meemaken.
Eén en ander betekende dat er op de eerste zaterdag in januari moest worden afgereisd naar het Duivensportcentrum in Apeldoorn. In dit nog steeds bestaande duivensportcentrum werden dan zo’n 200 tot 300 duiven uit alle windstreken aan een keuring onderworpen.
Gezien het aantal duiven en het aantal keurmeesters was dit een tijdrovende aangelegenheid die de hele dag duurde. Om de tijd te doden vertoonde Cees Donker zijn welbekende films en tussendoor was er een uitgebreide lunch. Zo tegen een uur of vier werd dan de uitslag bekend gemaakt.
Ik kan mij de eerste keer in 1985 nog levendig voor de geest halen. Het werd een geweldige dag. Onze “81-984” werd bij het in Apeldoorn in de kooitjes zetten door de meer ervaren deelnemers alom gezien als een kanshebber voor deelname aan de Olympiade in Porto. Het was een prachtige donkere kras doffer die de twee seizoenen voorafgaand aan de keuring furore had gemaakt op de Dagfond en daardoor meer dan voldoende prijskilometers had om zich te kwalificeren. Zelf hadden wij als groentjes in deze specialisatie hierover geen flauw idee. De verrassing en de vreugde was dan ook enorm toen bij het bekend maken van de zes duiven die zich kwalificeerden voor de finale voorselectie “de 984” doorging.
Het betekende dat er in de week voor de feitelijke Olympiade afgereisd diende te worden naar Veenendaal, alwaar de geselecteerde duiven nog éénmaal aan een finale selectie onderworpen werden. Hierbij werd het aantal van zes geselecteerde duiven teruggebracht tot vijf.
Helaas hadden wij als groentjes onze kandidaat zo’n 10 dagen voorafgaand aan de finale keuring gekoppeld en was hij hierdoor in een iets mindere conditie dan de tijdens de keuring in Apeldoorn. Wij waren daarnaast de enige niet-specialisten in een veld vol specialisten, dus viel “de 984” op het laatste moment af.
Hetgeen betekende dat ik de donderdag na de keuring naar Porto, in het destijds nog straatarme Portugal, afreisde zonder dat onze favoriet deelnam. In de weken tussen Apeldoorn en Veenendaal had ik mij namelijk aangemeld voor de speciale Olympiade reis die in die tijd georganiseerd werd. Iets dat in die tijd ook behoorlijk populair was.
Met een chartervlucht vol duivenmelkers vloog ik als 18-jarige naar Portugal. Alwaar ik ondanks de afwezigheid van mijn favoriet zes geweldige dagen doorbracht, doordat ik werd opgenomen in een gezellig groepje melkers bestaande uit Rotterdammers en Hagenezen.
Ook kan ik mij nog de dag van de uitslag goed voor de geest halen. Nederland ging in die jaren nog echt voor de overwinning. Die kwam er in 1985 niet maar dit mocht de pret niet drukken. Het bonte gezelschap feestte zich door de dagen heen. Niet eerder in mijn leven zag ik bijvoorbeeld een tafeltje dat tot het laatste flesje vol (lege) bierflesjes stond. Ook leerde ik er hoe lekker een glaasje port smaakte. Iets waar ik tot de dag van vandaag geen spijt van heb.
OP EIGEN HONK
Diende er deze week weer gewerkt te worden na een vakantie van twee weken. Hetgeen natuurlijk een beetje vreemd aanvoelde doordat niet alleen ik maar zo ongeveer het hele bedrijf na twee weken weer moest opstarten. Iets dat ik nog niet eerder in mijn inmiddels 33-jarige werkzame leven meemaakte.
Voor de rest is het hier inmiddels bijna “business as usual”. Er wordt zelfs gesproken over het openen van de grenzen en het opheffen van de quarantainemaatregelen. Dit ondanks het feit dat de Omikron-variant inmiddels ook in Maleisië “vaste grond onder de voeten heeft gekregen”. Het aantal positieve gevallen ging bijvoorbeeld de laatste twee weken van 3.000 naar 22.000 per dag. Echter het normale leven lijkt hierdoor weinig verstoord te worden. Afwachten maar weer hoe dit verder gaat.
Tot een volgende keer,
Groet,
Michel