- dinsdag 09 januari 2018
LOUIS MICHIELSEN
Wat Huyskens van Riel betreft was de inbreng van nog een duif heel belangrijk: 'De Witzwinger van 1936' die bij Louis Michielsen uit Antwerpen werd aangeschaft. Die werd gepaard met 'het Boerinneke' en uit dit koppel kwam 'de Steek' die op zijn beurt vader werd van 'de Zot.' 'De Zot' was van 1946, het jaar waarin ook de drie broers 'de Late Bange' 'de Grote Lichte' en 'de Verroeste' het levenslicht zagen. Die fameuze broers hadden de ‘Bange’ als vader en 'de Gestuikte duivin' van van den Bosch als moeder. Dat men in geen enkel naslagwerk over Huyskens van Riel, 'de Gestuikte duivin' of andere van den Boschduiven tegenkomt is de schrijvers overigens niet kwalijk te nemen. Zowel Van Riel als zijn maat hadden zoals gezegd altijd als vermoord gezwegen over de nieuwe inbreng laat staan dat ze er zo succesvol mee waren. 'De Late Bange' (een van de drie broers) won:
Angouleme 610 duiven – 3e
Le Bourget 999 duiven - 3e
Angouleme 4.325 duiven - 7e
Libourne 2.311 duiven - 7e
Libourne 2.431 duiven - 4e (Internationaal)
Pau 1.096 duiven - 10e en nog talrijke (kop)prijzen. Men heeft gezien dat het allemaal fondvluchten betreft. De prestaties van die geweldige broers laten we achterwege, wel zij vermeld dat van Riel met 'de Grote Lichte' en de 'Late Bange' eens naar Gent trok om ze in te manden voor een Interprovinciale vlucht uit Angouleme. Ze arriveerden samen en wonnen tegen ongeveer tweeduizend duiven de 4e en 5e prijs.
De nieuwe hokinstallatie
VEEL TOPPERS
Maar zoals vermeld kweekten Huyskens en van Riel in 1946 een mand vol topduiven. Een ervan was de '16' een zoon van de eerder vermelde 'Steek' die weer uit het 'Boerinneke' kwam. - De '16' won als jaarling 18 prijzen op 18 maal zetten. Daaronder een 1e van St Quentin, nog geen 200 kilometer, maar ook de 8e Limoges (2.805 duiven), de 13e Orleans (1.039 duiven), de 10e Angouleme (4.520 duiven), de 24e Libourne (2.331 duiven), de 3e St Vincent (1.637 duiven) en de 12e Internationaal Barcelona 3.300 duiven. Missen deed hij nooit, kopvliegen kon hij van 100 kilometer en van 1.000!
- 'De Steek' zelf (dus zoon 'Boerinneke') won niet minder dan vier eerste in Union Antwerpen. Hij zou nog gekocht worden door Nederlandse Piet de Weerd.
- De 'Bliksem' een broer van 'de Steek' won ook vier eerste in Union.
- 'De Wittekop' was de minst bekende 46-er maar daarom niet minder goed.
Hij won als jaarling 20 prijzen van 21 maal zetten.
- Over andere stervliegers als 'de Jonge Vendome', het 'Zotteke' en 'de Baard' straks meer. Wat veel kampioenen in duivensport kenmerkt is dat die nooit tevreden zijn. Jef van Riel was er zo een.
Had hij met nazaten van ‘het Boerinneke’ en haar broer ‘de Bange’ al duiven onder de pannen die schier onklopbaar waren, zijn honger naar goed was nog niet gestild. In de streek vloog destijds maar een duif die Jef van Riel vreesde, een duif die luisterde naar de naam 'de Vendome.' Die won de 1e in Union Antwerpen van Vendome bij zwaar weer en van Riel rustte niet tot hij hem in bezit had. Hij werd overgewend, gespeeld en... won de 1e provinciaal van een loodzware vlucht uit Sint Vincent, 1.000 kilometer. Er kam die dag maar èèn duif door, ‘de Vendome’, en... Huyskens van Riel hadden maar èèn duif ingezet. Nationaal won hij de 5e. Hij werd gekoppeld aan een duivin van van den Bosch en dat koppel schonk: - ‘De Jonge Vendome', die was weer van jawel: 1946!
De 'Jonge Vendome' zou later gekocht worden door Hector de Smet. Die verkocht (of schonk) er een jong van aan Catrijsse die vader zou worden van 'de Wittekele', 'de 90', en 'de Draaier': Alle drie wonnen ze een 1e nationaal voor Catrijsse!!
Waren de prestaties van Huyskens van Riel direct na de oorlog van ongekend niveau, schoonheden waren de duiven zeker niet. Voor Jef van Riel telden maar twee zaken: Afstamming en prestaties, de rest was van ondergeschikt belang. Klein, groot, vleugel, rug? Dat waren zaken die voor hem niet telden. Alleen duiven met een slechte keel moesten er onverbiddelijk uit. Zo kon het gebeuren dat soms duiven werden gekweekt die 'nergens op leken' zoals:
- 'Het Zotteke' van... U raadt het al 1946. Het was een onooglijk klein doffertje dat als 18e en laatst getekende werd ingemand voor Orleans in 1947. Het was duivenweer die dag en groot favoriet voor het winnen van die vlucht was ene Louis Bogaerts uit Willebroek. Huyskens van Riel hadden de beste, daar was iedereen het over eens, maar Bogaerts had een duif die bij 'hard' weer met hen kon wedijveren. Orleans kwam en die goede van Bogaerts was present. Stampvroeg! Maar niet vroeg genoeg zou blijken. 'Het Zotteke' klopte met glans de gedoodverfde favoriet voor de zege. Bogaerts was zo onder de indruk dat hij in het befaamde Koffiehuis in Antwerpen aan van Riel voorstelde ‘het Zotteke’ aan hem te verkopen. 'Een duif die die goede van mij kan kloppen moet een super zijn' aldus Bogaerts en hij bood 5.000 Bfrs. 'Awel, hij is voor jou' zei van Riel, ‘maar ik vrees dat wanneer ge de duif ziet ge u bedrogen zult voelen, in dat geval mag je een koppel jongen kiezen'. Bogaerts vond dat van Riel niet zo veel moest praten. Met een duif die bij dergelijk weer won kon je niet bedrogen zijn.
STOMVERBAASD
De volgende dag stond hij met 5.000 frs bij van Riel op de stoep. Toen hij dat onooglijk doffertje zag was hij echter dermate ontgoocheld dat hij hem liet zitten en nam zich heilig voor nooit nog ongezien een duif te kopen. Hij keerde niet met 'het Zotteke' huiswaarts maar met een koppel jongen. Twee weken nadien vond opnieuw een vlucht uit Orleans plaats. Opnieuw stond zwaar weer op het menu en 'Het Zotteke' won andermaal de eerste... Bogaerts trok zich de haren uit het hoofd en bood nu 10.000 Bfrs gevolgd door een serie excuses. Ondanks de mogelijkheid 100 procent rente te maken op veertien dagen tijd werd niet op het aanbod ingegaan, ‘het Zotteke' was niet meer te koop. Haar volgende bestemming was St Vincent, duizend kilometer. In 9 dubbelingen werd ze helemaal volgepould en won overal de eerste, ook nationaal!! Hij bracht een pak geld mee naar huis dat ongehoord was voor die tijd. Nadien zou dat piepkleine doffertje nog een 3e Nationaal Libourne winnen, een 16e Nationaal Chateauroux en een 7e nationaal St Vincent, tegen gemiddeld ongeveer 3.000 duiven.
VANZELFSPREKEND
Het zal geen verbazing wekken dat in de glorietijd van Huyskens van Riel de aantallen duiven die werden ingezet drastisch daalden. In plaats van zelf duiven in te zetten (en rammel te krijgen) ging men liever bij Huyskens van Riel duiven ‘letten’. Weekends met honderd kijklustigen waren geen uitzondering. Op een dag kwam er, voordat de duiven aan moesten komen, een taxi aangereden met daarin een reus van een vent 'met veel kabaal bij zich'. Het betrof een vlucht van Tours (6 juli 1947) en Huyskens van Riel hadden er zes 'in de strijd'. De meute had zich goed en wel geïnstalleerd toen er een kladje van tien duiven aan kwam zetten. Er stuikten er vijf naar beneden waarvan de gummiringen binnen een mum van tijd in de klokken zaten. Een minuut en zevenentwintig seconden later meldde de zesde duif zich. De verbijstering onder de kijkers was groot en Francois, de zoon van Jef hoort de reus uit de taxi nu nog roepen: 'Amai, amai, zo iets heb ik nog nooit meegemaakt'.
Die zes duiven wonnen provinciaal 5, 6, 7, 8, 9 en 17 van ruim 2.000 duiven. Toen Francois aan vader vroeg wie die dikke met die taxi was die 'zo van zijn toren maakte' zei Jef: 'Stil ventje, dat is Jan Marissen, een concurrent.' Weinig kon hij toen vermoeden dat hij amper twee jaar later het hoofd zou moeten buigen voor dezelfde Marissen en diens broer. De loopbaan van de gebroeders was even spectaculair als kortstondig: Het jaar dat volgde vlogen ze geen platte prijs meer. Maar hun superjaar was zo super dat het een speciaal hoofdstuk inneemt in de annalen van de Belgische duivensport.