- zondag 03 januari 2021
Topduiven zijn er niet veel en komen niet vanzelf. Je moet ze kweken, spelen en testen op zowel de vluchten als het kweekhok. Toppers zoals Super Rossi en Olympic Millennium vlogen zelf de kleppen van het hok en zetten nadien meerdere generaties op de wereld die op diverse hokken top 10 NPO-winnaars gaven.
Er zijn maar weinig uitstekende verervers zoals de oude Witbuik van ‘97 en Dragon Rocket van ’99. Hun genen zijn nog altijd bepalend gezien de resultaten van hun achterkleinkinderen.
Dat op topduiven geen sleet komt, bewees Young Witbuik nog eens door op tienjarige leeftijd Witbuiks Blue te geven die de 1e NPO La Souterraine en 11e nationaal Asduif dagfond won. Diezelfde Young Witbuik werd geboren toen zijn vader al 11 jaar oud was.
Wat ik wil uitleggen is dat het niet zo simpel is en dat je met veel geld nog geen top hok duiven kunt kopen, anders hadden ze in het noorden van het land een probleem. Daar kocht een investeerder voor bijna een half miljoen twee duiven van twee verschillende Belgische hokken. Wellicht had hij zijn kansen beter kunnen spreiden, wie zal het zeggen.
VLUCHTEN
Uitslagen lezen blijft een kunst. Ik speel op de dagfond met 20 duiven en dit jaar vloog ik daarmee op de vier oude duivenvluchten 4x top 10 NPO met één keer de 1e NPO. Wie er 100 meegeeft moet dan 20x top 10 NPO en vijf NPO-overwinningen behalen. Iemand met 800 duiven mee moet dan niet super spelen, maar buitenaards.
Ten opzichte van België wordt ons in Nederland maar de helft van de vluchten gegund. De kans om het uiterste uit je duiven te halen is in België veel groter. Hier zijn er afdelingen die begin september willen stoppen met vliegen, maar vervolgens wel tot eind oktober taartvluchten organiseren. Over eigenbelang gesproken.
Halverwege september stoppen is ook niet één vlucht erna spelen, zelfs geen opleervlucht. Zo niet, dan moet men elke afdeling dezelfde spelmomenten gunnen. Van elke taartvlucht is immers een uitslag op Compuclub te vinden.
Ik wil op vluchten met een zo groot mogelijke lossing presteren, we lopen immers in aanzien een straatlengte achter op België. Van mij mag elke vlucht boven de 300 km een sectorvlucht zijn, dat scheelt met losplaatsen, kruislossingen en lostijdstippen. Daarbij krijgen we eerlijkere concoursen met betere, slimmere duiven waarbij de wind niet telkens een storende factor is.
Zo blijft het van de zotte dat we in Nederland nog steeds met elf afdelingen vliegen, terwijl sommige daarvan amper het ledental behalen als van de grotere samenspelen 15 jaar terug. Snel fuseren dus, dan kan er gelijk een moderner wagenpark worden gekocht. Met sommige wagens mag men de grens niet meer over, zo oud zijn ze.
We moeten vooruitkijken en daarnaar handelen. De kleinere verenigingen zijn niet meer levensvatbaar. In grotere verenigingen kan men het voor de leden betaalbaarder houden en de taken verdelen, want ook dat is nodig zodat niet alles op dezelfde schouders hoeft te rusten.