Geplaatst op 18:57h in
Blog
Het wordt steeds meer werkelijkheid dat we niet voor eind juli zullen vliegen, al verwacht ik door de economische druk wel dat de maatregelen versoepeld zullen worden. In Brabant lijkt het iets stabieler te worden, ik hoop dat dit ook in de rest van Nederland zo zal zijn en dat we deze crisis voorlopig kunnen overwinnen.
Duivensport is puur hobby en alles gebeurt hier zoals in een normaal vliegseizoen. De oude duiven trainen eenmaal daags, drinken om de dag Naturaline met extra knoflook en eten onze mengelingen en mineralenmix.
Ze mogen eenmaal per week één dag en nacht samen, zoals in een normaal vliegseizoen. Iedereen doet het op zijn eigen manier. De één laat ze opnieuw broeden, de ander laat ze een week samen.
In het verleden bleven ze wel vaker probleemloos op weduwschap van half maart tot half september. Als ze verduisterd zijn en niet te gek gemaakt zijn door veelvuldig tonen voor de vlucht, gaat dat perfect.
Verduisteren hier is met de boomse dakpannen, het is dus niet zo dat ze pikdonker zitten. Het gaat om het principe. Ze liggen mooi in hun bakken als ik de schuiven ervoor doe en je hoort ze niet als de schuiven ervoor zitten. Ze kunnen met gemak hun bak in en uit vliegen om te drinken of wat dan ook. Het plafond is altijd open, er komt genoeg licht binnen met deze voorjaarszon.
Verder geef ik geen voedingssupplementen of medicatie. De jonge duiven zijn geënt tegen PMV, de pokken doe ik in mei. Duiven die zich op dit moment niet gezond houden – jong en oud – worden gelijk verwijderd.
Als we niet vliegen dit jaar – wat mogelijk is, we zijn immers ook afhankelijk van België en Frankrijk – dan moeten er veel duiven verwijderd worden over zo’n vijf maanden. Dat zal gebeuren door middel van een handkeuring. Vandaar dat ik nu geen duiven spaar waar ik iets aan zie
Geplaatst op 18:32h in
Blog
“Wat te doen met al die jongen als we niet gaan vliegen?”, wordt mij vaak gevraagd. “Sorteren op zicht” zei ik, maar mijn echtgenote was het daar niet mee eens en naar je vrouw kan je maar beter luisteren op zijn tijd. Ergens heeft ze wel een punt, ze zei: “dan bouw je maar een jonge duivenhok om tot oude duivenhok volgend jaar en kweek je er dat jaar maar wat minder”.
Ik heb nogal wat uitgetest in mijn leven, zo ook het chaossysteem. Dat wil zeggen de duiven gewoon in de hokken van de jongen laten, niet koppelen en ze zo in het voorjaar gaan spelen net als gescheiden jongen.
Uiteraard haal ik er stiekem toch de duiven tussenuit waar ik niet achter sta of die niet mooi gebouwd zijn. Als ik mijn beste kweekduiven in handen neem (en dat waren Verkerk en Eijerkamp met mij eens), dan zijn ze stuk voor stuk supermooi gebouwd, terwijl ze alleen op prestaties geselecteerd zijn.
Natuurlijk is dat wel eens anders. Zo vloog hier 25 jaar terug een duif die de ene na de andere 1e won in het samenspel. Groen van afgunst bood ik met mijn schoonvader stevig geld door de telefoon voor die duif die we nooit in handen hadden gehad. “Niet te koop”, zei men aan de andere kant van de lijn terecht.
In dat najaar was ik bij die liefhebber om zijn duiven te bekijken. Ik kreeg een vod van jewelste in mijn handen en zei: “ruim maar op, wat moet je met zo’n duif?”. De beste man zei: “die wou je toch kopen afgelopen zomer?” Ik vroeg hem wat hij ermee ging doen en hij zou naar de kweek gaan. Ik adviseerde hem ermee te spelen maar nee, hij ging naar de kweek en er is nooit iets goeds uitgekomen. Vandaar dat ik niet snel meer ergens een duif afkeur.
Hier selecteer ik in de regel op prestaties, maar af en toe strijk ik over mijn hart. In ‘97 moesten we in onze vereniging allen één ringnummer opgeven voor een competitie over alle jonge duivenvluchten. Ik natuurlijk een duif uit mijn beste koppel opgegeven. Tot aan de laatste vlucht stond ze onderaan, ze won niet één prijs dat jaar terwijl ik toch hokkampioen werd in de toenmalige ZNB met de jonge duiven. Toen kwam de laatste vlucht, een loodzware Bourges en ja hoor, dat duifje won de 1e nationaal met grote voorsprong op destijds Ludo Claessens en dat met een voor mij ongunstige oostenwind.
Zo gaf ik eens een prachtige blauwe doffer weg aan een inmiddels overleden kameraad. Hij speelde hem twee jaar en won niet één fatsoenlijke prijs. “Ik ruim hem op”, zei hij dus stelde ik voor hem weer op te halen. Door mijn overtuiging hield hij hem en won hij dat jaar driemaal teletekst op de dagfond en driemaal de 1e in het Rayon. Kortom, met duiven weet je het nooit.
04 apr Deel #2
Geplaatst op 12:21h in
Blog door Embregts-Theunis
Zo kocht ik in het najaar van 1999 een zoon uit Rocket van Marijn van Gastel, een betere in Nederland was destijds niet te vinden. Hij werd 1e WHZB en zou dat het jaar ervoor ook zijn geworden als hij ingestuurd was.
Mike Ganus kocht die Rocket een week later en dat heeft ook Mike´s leven veranderd. Om nog terug te komen op die zoon uit Rocket, dat was een laat jong en ik besloot die in de winter van 2000 te koppelen op een dochter van mijn teletekstkoppel.
De eerste twee jongen waren doffers, de 400 met een derby ring en de 17 met een gouden ring. De 400 won gelijk teletekst van een loodzware Étampes en de 17 had voor de laatste vlucht niet één prijs gewonnen. De laatste vlucht ging de 17 onderaan de lijst en won ‘ie met overmacht de 1e van Bourges en teletekst. De week erop was een nalijn vlucht uit Péronne en ook daar won hij los vooruit de 1e.
Het daaropvolgende jaar ging hij los door driemaal de 1e en driemaal de 2e te winnen in het samenspel. Hij werd dat jaar 1e provinciaal Asduif en 2e nationaal Asduif. Als tweejarige is hij elke vlucht mee geweest en won hij niet één prijs. Als driejarige ook niet, tot ik het beu was en hem voor de leeuwen gooide op de dagfond. Zo werd hij 2e Gouden Crack FZN op de dagfond dat jaar. Ik heb zelden een betere gehad op de dagfond.
Eenmaal op de kweek kwam er niet één bruikbaar jong uit voort. Zijn broer – de 400 – werd een topkweker, dus nogmaals: met duiven weet je het nooit. Misschien dat juist dat deze sport zo aantrekkelijk maakt.