- woensdag 12 mei 2021
Het is alweer een tijdje geleden dat ik op maandag achter het toetsenbord kroop om een weekstuk het licht te laten zien. Gisteren had ik te weinig tijd omdat een extra bijdrage voor het Spoor over de GPS-tracks al mijn tijd in beslag nam. Een artikel als dat van afgelopen week kost al snel een uur over vijf om te schrijven, inclusief uitzoekwerk. Gisteren duurde het nog wat langer aangezien er zaterdag wel heel veel bijzondere tracks werden opgetekend.
Moeizame vluchten – Debet hieraan was het bijzondere weertype dat de duiven voorgeschoteld kregen. Een combinatie van een front natuurlijk omgeven met zware bewolking en/of (mot)regen plus wind uit richtingen tussen Zuid en Zuidoost is bijna vragen om moeilijkheden.
En die kwamen er ook voor de afdelingen die niet anticipeerden. De afdelingen die konden en wilden anticiperen en uitweken naar vrijdag (Zeeland en Oost-Nederland) kenden een prachtige vlucht. Natuurlijk moesten de werkenden veel improviseren maar dat zullen de meesten er wel voor over gehad hebben. Helemaal met terugwerkende kracht toen het verloop op zaterdag (en ook zondag) duidelijk werd.
Voor de afdelingen waarvoor dit niet was weggelegd en/of het simpelweg niet wilden was het zaterdag bepaald geen sinecure om de duiven weer veilig hun thuisbases te doen bereiken.
De afdelingen Midden-Nederland, GOU, Noordoost-Nederland en Friesland probeerden de moeilijkheden te omzeilen door Oostelijker te lossen op een zo vroeg mogelijk tijdstip om zo de regen voor te blijven. De andere afdelingen, Brabant 2000, Oost-Brabant en Noord- en Zuid-Holland, hielden de manden gesloten tot na het overtrekken van het front. Beide lossingsmethoden bleken geforceerde lossingen.
Veel keuze was er echter niet want de weersvoorspelling (en ook het uiteindelijke weer) voor zondag was ook niet best met vroeg onweer, warme vochtige lucht en een Zuidoostenwind. Kortom het was kiezen uit meerdere kwaden.
Een goede keuze bleek er uiteindelijk dan ook niet echt. De duiven die in de ochtenduren in vrijheid werden gesteld hadden meer moeite om de losplaats te verlaten en zich te oriënteren zoals uit veel GPS-tracks bleek. Ze kwamen meer verhaspeld thuis dan de duiven die ’s middags hun tocht naar huis afwerkten. In de middag hadden de duiven echter weer meer last van de pittige Zuidzuidoostenwind waardoor vele duiven hun hokken voorbijschoten. Zoals ook bleek uit een aantal tracks. In Noord-Holland kwam daar vervolgens nog regen bij en dat is best een bijzondere combinatie. Zuidzuidoosten wind met regen komt niet zo vaak voor.
In een aantal gevallen resulteerden de omstandigheden zelfs in duiven boven zee. En dan spreek ik over echt ruim boven zee en niet een paar kilometer uit de kust. Iets dat nu onomstotelijk is aangetoond door een aantal tracks. Iets dat natuurlijk al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw bekend was maar door een kleine groep nog altijd hardnekkig ontkend werd.
Al met al leverde het opgerekte uitslagen op met vaak verrassende namen tussen de gekende namen. Vrijwel niemand draaide een fatsoenlijke serie. Daarnaast hadden veel duiven buitensporig veel tijd nodig om hun hokken te bereiken en waren er op zaterdagavond op de meeste hokken nog wel een paar plaatsjes leeg. Gelukkig kwamen de meesten hiervan op zondag vlot terug. Hetgeen best wel opmerkelijk was want de vluchten op Zondag verliepen allesbehalve van een leien dakje. Debet hieraan was zoals eerder geschreven het broeierige weer in combinatie met een Zuidoostenwind.
Na een vluchtweekend als deze komt vaak de vraag naar boven of je met dergelijke wind wel zou moeten willen lossen? Hieraan zou in mijn ogen eens wat meer tijd besteed moeten worden. Het vluchtverloop en eventuele verliezen eens grondig in kaart brengen zou een organisatie sieren die zichzelf wil reguleren en de invloed van buitenstaanders buiten de deur wil houden. Sinds jaar en dag schrijven opinieleiders hierover en klagen liefhebbers steen en been over vluchten met Zuidoostenwind maar verandert er niets. Iedereen blijft domweg inkorven, op een enkeling na die het zichzelf en zijn duiven niet meer wil aandoen en zijn duiven thuishield. Zoals bijvoorbeeld deze week Bas Verkerk en Steven van Breemen.
Opleervluchten of trainingsvluchten, hoeveel heb je er nodig? – deel 2
Op mijn weekstuk van vorige week over bovenstaand onderwerp kwamen veel reacties. Direct of indirect werd mij uitgelegd waarom hoofdzakelijk de marathonspelers extra vluchten nodig hebben. Echt veel nieuwe argumenten las ik niet. Het sleutelwoord is “vrijheid”, men wil zelf willen bepalen wanneer men speelt en wat men speelt.
De belangrijkste wens van de veelal op nest spelende liefhebbers is een vlucht met één nacht mand met voldoende afstand. Natuurlijk eerst opbouwend om bij voorkeur te eindigen op 300 – 400 kilometer. En dan graag meerdere keren in de week zodat men de doffers en de duivinnen beiden wekelijks kan spelen. En dit graag gedurende een groot aantal weken, vanaf zo ongeveer half april tot half juli.
Als niet marathonspeler zal ik deze behoefde wel nooit helemaal begrijpen maar goed ieder zijn meug. De mannen hebben er daarnaast behoorlijk wat voor over om hun favorieten voldoende te roderen voordat de echte vluchten van de lange adem afgewerkt worden. Ze rijden hiervoor stad en land af. Op zoek naar geschikte vluchten. Vluchten die de bestaande structuren (afdelingen) niet of in de ogen van de marathonmannen te beperkt bieden. Daardoor zoeken ze hun heil bij inkorfgelegenheden als Hank en De Nishoek en vermoedelijk zijn er nog wel een paar.
Tot zover kan ik het nog wel een beetje volgen al heb ik de indruk dat de mannen elkaar ook een beetje gek maken. Ze hebben er onnoemlijk veel voor over om succes te krijgen en volgen elkaars methoden zoals in elke andere spelvorm. Als de één succes heeft met een bepaalde aanpak volgt de rest en uiteindelijk doen ze het allemaal. Het wordt op deze manier natuurlijk een “self fulfilling prophecy” want het zal nooit bekend worden hoe er gespeeld wordt zonder alle poespas. Zonder gaat dan ogenschijnlijk niet meer tot iemand het doorbreekt door zonder alle poespas toch succesvol te spelen.
Wellicht zouden de afdelingen sectorgewijs vluchten kunnen organiseren om enigszins aan de wensen van de marathonmannen tegemoet te komen. Hierdoor blijven de gelden binnen de postduivensport en vloeien ze niet naar commerciële partijen. Een goede aanzet hiertoe wordt m.i. momenteel al gegeven in Noord- en Zuid-Holland met na eerst midweeks te hebben gevlogen van Meer, Asse Zellik en Quievrain nu gedurende een aantal weken op te schalen naar Roye.
Zeeland – Nishoek – Min of meer toevallig hoorde ik ook hoeveel lossingsvergunningen de mannen in Hank hebben gekregen. Dit zijn er dertien en dat steekt wel een beetje schril af bij het aantal vergunningen dat door de Nishoek werd aangevraagd. Het verschilt meer dan een factor vier. Hetgeen natuurlijk logisch is als je gedurende zo ongeveer het hele seizoen driemaal in de week een extra wedvlucht wil organiseren (woensdag, zaterdag en zondag). Echter het doet bij mij wel de vraag rijzen of er sprake is van een aanbod dat vraag creëert of andersom.
Ook vraag ik mij oprecht af of er bij de Nishoek niet gewoon sprake is van een businessmodel of verdienmodel dat moet worden gedekt. Dat men om de exploitatie te dekken zoveel vluchten nodig heeft? Het zou misschien aardig zijn om hierover eens meer duidelijkheid te geven. Ook zou het interessant zijn wat de rol is van de twee commerciële partijen in deze (Bauwens en Bricon). Vloeit er “duivensportgeld” naar derden?
Wellicht zou één en ander leiden tot een betere discussie en uiteindelijk tot een oplossing van het alsmaar escalerende conflict. Op het moment dat ik dit schrijf duurt het nog één dag voordat het soort van ultimatum dat het bestuur van de afdeling Zeeland en het NPO-bestuur hebben gesteld afloopt. Hierin wordt de Nishoek gesommeerd haar illegale africhtingen te stoppen. Indien men dit niet doet wordt het nationale inkorfcentrum ontnomen en kunnen de leden uitzien naar een nieuwe vereniging.
Zo lijkt de gewone liefhebber uiteindelijk weer het slachtoffer te worden van een schimmige strijd. Een strijd waarin aanhangers gevoed worden met halve waarheden en onwaarheden (bijvoorbeeld over de lossingsvergunningen van de vervoerder), waarin terugtrekken nu ogenschijnlijk gezien wordt als persoonlijk gezichtsverlies en het verstand niet lijkt te willen zegevieren.
Dit laatste is wel van belang want de problemen met de illegale lossingen stralen zo langzamerhand landelijk uit. De Belgische bond is bepaald niet te spreken over de gang van zaken en hetzelfde geldt voor de Franse bond. Men heeft al geopperd dat er duiven in beslag zullen worden genomen als de situatie ten aanzien van de illegale lossingen niet verbetert. Hopelijk komt het niet/nooit zover.
Smaakmakers en andere opvallende zaken
Hier kan ik deze week zeer kort zijn. De slechte vliegcondities zorgden ervoor dat er vrijwel geen enkele liefhebber was die in een echte kettinguitslag maakte.
De enige naam die mij deze week echt opviel was Lambert van Erp uit Berghem. Deze ultieme topper klokte er in Oost-Brabant op Sezanne vier bij de eerste negen tegen 16.171 duiven en speelde 24/40.
Daarnaast hoorde ik natuurlijk van het fenomeen van Nico van Noordenne uit Hardinxveld Giessendam. Zijn 18-818 trok zich niets aan van het moeilijke vliegweer en vloog voor de derde achtereenvolgende week een eerste prijs in groot-verband. Deze week was ze ook nog eens de snelste van de gehele lossing van de afdeling Zuid-Holland en landelijk was er deze week slechts één duif die sneller vloog (van Henk Kooring uit Bovenkerk/Amstelveen). Haar slechtste prijs op vier vluchten is een vijfde prijs tegen 3.679 duiven. Naast drie eersten dus.
OP EIGEN HONK
Valt niet te melden.
Tot volgende week,
Groet,
Michel