- zondag 29 juli 2018
In deze tijd, als de jongen in Belgie al op de HaFo “zitten”, moet het jonge duivenspel bij sommige Nederlanders en veel Duitsers nog beginnen. Bijna overal weer een massa jongen kwijt, veel Nederlanders zullen volgen. ‘Veel’ dus want er zijn uitzonderingen. Veel verliezen kennen vooral liefhebbers die jongen hebben die aan huis niet trainen. Soms zelfs niet eens van het dak gaan. Vroeger had je die verliezen niet. En hadden we ook gezondere jongen. Maar tijden veranderden.
HEEL VROEGER
Amper 12 jaar oud speelde ik al met duiven. Ik had wel een auto maar dat was een speelgoedauto, opleren gebeurde met de fiets. Dat deden trouwens ook ‘de grote mensen’, de meeste hadden immers geen speelgoedauto en ook geen gewone. De meeste werkten (nog) en begrijpelijkerwijs werd van opleren weinig werk gemaakt. Die talrijke leervluchten van nu waren er niet (tenminste in Nederland) en toch verloor men geen jongen. Als we 20 ringen bestelden begonnen we het seizoen veelal met 20 jongen of bijna 20 en daarmee werd meestal ook geëindigd.
EVOLUTIE
Toen kwamen de 70-er jaren waarin alles veranderde. Het jonge duivenspel werd belangrijk, voor sommigen zelfs hoofdzaak. In Nederland had men ‘de grote Orleans’ met ooit 200.000 duiven in concours en waarop enorm werd gepould. Meer zelfs dan met oude omdat, zo zei men, met jongen iedereen kans had. En omdat zoveel gepould werd schudde dat mensen wakker en kregen we de zogenaamde jonge duivenspecialisten. Druppelaars in Belgie, verduisteraars in Nederland. Naast Orleans werden ook Chateauroux en Bourges razend populair, in Zuid Nederland. Liefhebbers als van Herk en zonen, C Hanegraaf en anderen slaagden er in tot 40.000 gulden (17.000 €) op EEN vlucht te winnen. De meeste hadden nu een auto en omdat er zo veel prestige en geld op het spel stond werd van opleren nu wel werk gemaakt. En toen, we spreken begin 90-er jaren, kregen we een vreemd verschijnsel dat voorheen onbekend was.
Massale en raadselachtige verliezen van jonge duiven aan huis maar vooral van lapvluchtjes en de eerste (leer)vluchten. Eerst in sommige streken, nadien overal.
MERKWAARDIG
En er gebeurden de meest merkwaardige, of zeg maar raadselachtige dingen: - Jongen die al een keer of 8 gelapt waren en de 9e keer weg bleven.
- Jongen die met 40 of zo samen werden gelapt en een voor een arriveerden. Wat die bezielde om uit elkaar te gaan zullen we nooit weten.
- Ook weet ik nog wat die Antwerpenaar overkwam. Die ‘lapte’ zijn jongen in twee groepen van ongeveer 60 met een tussenpoos van 5 minuten. De eerste groep stormde naar huis, de duiven die enkele minuten later werden gelost arriveerden uren later, druppelsgewijs en veel kwijt.
- Wat sommigen overkwam was helemaal onverklaarbaar. Ze lieten de jongen los en meteen gingen de wenkbrauwen omhoog. De jongen trokken niet weg maar al cirkelend omhoog. Tot ze amper zichtbaar waren en toen trokken ze weg. Om nooit meer terug te komen. En wat al even vreemd is: Eenmaal augustus is het met die verliezen gedaan.
Zo ver kwam het met die verliezen, vooral in het noorden van Nederland, dat sommigen hun jongen niet eens meer durven spelen. Die krijgen wat vluchtjes van kortbij in augustus en september, wat ze in Nederland navluchten noemen, en daarvan gaan er geen verloren.
BEZINNING
Naast die verliezen constateer je ook andere heel merkwaardige zaken. Zoals een jonge duif die bij je binnen loopt, die je vervolgens op 25 km van huis los laat in de hoop dat die terug naar het thuis hok vliegt maar die binnen de kortste keren weer terug op je hok zit. En dat terwijl je het zelf niet waagt de eigen jongen ineens 20 km ver te lappen. Ik maakte ook al mee, ik schreef het eerder, dat een pieper op en neer vloog van Baarle Nassau naar de Pinte. Zonder ook maar enige voorafrichting. Dat ze van herkenningspunt naar herkenningspunt vliegen, zoals met name kerktorens, is dus onjuist. Duiven kunnen immers ook probleemloos van 300 naar 500 km gespeeld worden. Waarom leren we dan wel op? Om ze te doen wennen aan de mand (stress), om ze te leren de klad te verlaten,om het zelfvertrouwen te vergroten en leren alleen te vliegen.
BIJGEVOLG
Soms hoor je liefhebbers zeggen, wanneer jongen van een leervlucht uren weg blijven, ‘die verlies ik niet meer, die hebben veel geleerd.’ Ik geloof daar niets van. Niets hebben ze geleerd. En dat verliezen alleen maar een kwestie is van kwaliteit geloof ik evenmin. Sterker nog, ik denk dat het daar weinig mee te maken heeft. Ik heb eens een reeks echte superduiven genoemd die als jonge duif verloren gingen en terug werden gehaald.
Van mijn Wounded Knee stammen talloze superduiven. Zoals Bubbels, die stamduif bij superman Verkerk waaruit ook een nationale winnaar van Rik Hermans stamt. Ook de nationale Asduiven van C Maas, Harrie Kennes en een NPO winnaar bij Co Verbree stammen van Wounded Knee. Ik heb die als jonge duif twee maal op moeten halen. Een keer ging die zelfs verloren van een vluchtje met mooi weer. Als jaarling echter was die ontketend tot die zich te pletter vloog tegen de draden.
ROER OM
Wat te doen als U elk jaar weer veel verliezen kent? Misschien je spiegelen aan anderen, ook al moet je het roer helemaal om gooien. Die ‘anderen’ zijn dan mensen die geen jongen verliezen. Zoals Boeckx Turnhout met name. Die verloor zelden een jong, maar wie heeft/had jongen gezonder dan hij? Want er mogen nog zo veel vragen zijn, dat ook gezondheid een rol speelt staat dus vast. Mogelijk heb je baat bij een kuur ‘tegen de koppen’ alvorens te gaan lappen.
Nederlandse W de Bruijn is nog zo iemand die amper jongen verliest. Wat hij doet is reeds vroeg beginnen ‘te rijden’. Niet ver maar wel dikwijls. Verder is het raadzaam de groep steeds kleiner te maken. Zoals gezegd, de hele meute samen los en samen thuis is niet het ‘leer proces’ dat jongen nodig hebben. Door de groep steeds te verkleinen vergroot je het zelfvertrouwen, de moed de klad te verlaten. En dat zijn nu net zaken die de kampioenduif onderscheidt van andere.
TOT SLOT
En die superkampioenen die met jongen die amper geleerd zijn alles aan flarden vliegen? Geloof ze niet, het zijn geen super kampioenen maar super leugenaars. Ze willen indruk maken. ‘Zie eens hoe goed mijn duiven zijn. Die had ik ook nog eens moeten lappen.’