- woensdag 17 januari 2018
MARISSEN
Was voorheen niemand in staat Huyskens van Riel ook maar partij te bieden, 1949 was een jaar apart. In Oelegem speelden de grofgebouwde grootsprakergie Jan Marissen en zijn door reumatiek gevelde broer met duiven. Oelegem is eigenlijk niet het juiste woord. De broers woonden als het ware in de jungle, ver van de bewoonde wereld, op slechts honderd meter van de purperen hei. Hun hokken waren opgebouwd uit blik en golfplaten vormden het dak. In 1949 was de eerste Unionvlucht er een uit Cormeilles op 1 mei. 1.027 duiven waren met het vliegtuig naar de lossingsplaats vervoerd en de avond na de vlucht was het ‘Union op stelten’.
De Marissen wonnen 1, 2, 3, 6, 7, 8. Zelfs Jef van Riel werd er een beetje bleek van rond de neus. De week nadien weer een vlucht uit Cormeille.
Marissen wonnen nu 1, 2, 3, 5, 10, 13 tegen 1.320 duiven. En zo ging het een heel jaar door. De duivenwereld maakte zich op voor vele grote krachtmetin¬gen tussen de Marissen en Huyskens van Riel maar het heeft niet mogen zijn. Slechts een jaar heeft het mooie liedje van de Marissen geduurd. Wat de duiven van deze wereldvedetten in spe heeft geveld zal voor altijd een raadsel blijven maar in 1950 wonnen ze geen platte prijs meer. Ze zouden volgens sommigen door een geheimzinnige ziekte zijn geveld. In de winter waren een aantal duiven verloren gegaan en ‘om de gaten te vullen’ werden duiven gekocht op de vogeltjes¬markt in Antwerpen . Die zouden de microben hebben mee¬gebracht en het lot van Marissen bezegeld.
Was het hoofdstuk Marissen voorgoed afgesloten, ook Havenith en Hermans waren in die tijd uitgerangeerd. De enige van wie Huyskens van Riel nog enige tegenstand konden verwachten waren Gustje Ducheyne, Leon v d Sande, De Scheemaecker, Horemans en Vermey¬en.
NAAR DE FOND
Als iemand keihard speelt is het op veel plaatsen hetzelfde: 'Dan ligt zo'n man goed' of 'geeft die iets'. Als het een halve fondspeler betreft heeft hij duiven ‘die de verdere afstanden niet aankunnen’. Betreft de vedette een fondspeler dan heeft hij 'luie' duiven die te traag of te dom zijn om op kortere afstanden de gummi op tijd thuis te brengen. Zo verging het ook Huyskens van Riel. Hum meesterschap was zo overdonderend dat men niet meer onder de klasse van de duiven uit kon op vitesse en halve fond. 'Maar je had pas echte goede als je fond durfde spelen' be¬weerde de concurrentie of wat meende daar voor door te gaan. Nu moest je geen Jef van Riel heten als het om uitda¬gingen ging en dus besloot hij de bakens te verzetten. Met dezelfde duiven die eerder de vitesse- en halve fondvluch¬ten terroriseerden besloot hij fond te gaan spelen en daaronder verstond hij GROTE fond.
De eerste vlucht waarop het vizier gericht werd was er een uit Angouleme. De duiven moesten worden ingemand in het eerder vermelde 'Koffiehuis' waar de destijds beroemde Albert de Kepper van Riel aanklamp¬te met de vraag: 'Awel Jef, zitten ze in vorm?' 'Ze staan me nog niet honderd procent aan' repliceerde die. 'Ze zitten nog maar twee weken op weduwschap. Echt naar mijn goesting zijn ze niet.'
Angouleme werd een overrompeling als vanouds met de 1e, 2e, 4e en 6e prijs in Union en al het geld. De Kepper merkte schamper op: 'En die duiven zouden niet in vorm zijn?'
Van Riel zei niets. Hij had de kas helemaal leeggeplunderd en begreep de gevoelens van de sportgenoten. Veertien dagen nadien troffen de fondspelers elkaar weer in hetzelfde inmandlokaal. Nu voor een vlucht uit Libourne.
NOG ERGER
De Kepper enigszins hatelijk: 'En hebben ze nu wel vorm?' 'Ja nu staan ze me beter aan' zei van Riel. 'Maar je kunt toch niet beter spelen als van Angouleme?' jammerde de Kepper. Van Riel antwoordde niet. Hij had te zeer ‘de bibber' dat er met het inmanden iets zou gebeuren. Pennen gebroken of zo. De duiven waren zo hevig dat ze amper vast te houden waren.
Toen ze eenmaal in de mand zaten slaakte hij een zucht van verlichting en trakteerde de inmanders op een pint. Nog nooit had hij duiven in dergelijke vorm ingezet, ze leken elkaar af te willen slachten en vlogen van Riel aan als die op het hok kwam zo beweert zoon Georges. Op de vluchtdag stond er een stevige tegenwind en er was geen wolkje aan de lucht. Veertien duiven had van Riel ingezet en 's avonds kon een hele duivennatie de wonden likken.
Provinciaal tegen ruim duizend duiven werd het 1, 2, 3, 4, 6, 7, 9.
Nationaal vlogen er 3.300 duiven. De zevende duif klasseerde zich 25e. Het waren bijna allemaal duiven van, het wordt eentonig, 1946. 'De Belgische dui¬vensport,' het toonaangevend duivenblad in die tijd plaatste een karikatuur met Van Riel als coiffeur (kapper) en daaronder de opmerking: 'Huyskens van Riel doen de tegenstand de baard af.'
De jaren die volgden waren vreselijk voor de sportgenoten die graag om geld speelden. Het kwam zo ver dat niemand het nog waagde ook maar een cent te poulen als Huyskens van Riel aan de inkorftafel verschenen. Daarom zagen die zich genoodzaakt uit te wijken naar Hamme Zogge (bij Gent) waar in die tijd veel geld te winnen was. Maar ook dat liedje duurde niet lang, twee vluchten om precies te zijn. Toen werden ze be¬dankt en mochten ze niet meer komen. 'Luik' organiseerde destijds haar traditionele vluch¬ten uit St Vin¬cent. In talrijke cafè's in heel België hingen aanplakbil¬jetten om de lief¬hebbers aan te zetten deel te nemen want er werden reuze-poulen gewaar¬borgd. Dat was iets voor Huyskens van Riel. De grote afstand, 1000 kilometer, werd niet als een probleem beschouwd. Met twee duiven, 'het Zotteke' en de '16' trokken ze naar Luik en die werden zo hoog gepould als moge¬lijk was. Ze wonnen de eerste en vierde Nationaal! In 1950 dan besloot men tot het gaatje te gaan, er was nog èèn uitdaging: Barcelona! Zeven duiven werden klaargemaakt waaron¬der opnieuw 'het Zotte¬ke' en de '16.'
Barcelona was zò zwaar, meer dan dertig graden, dat er de eerste twee vlucht¬da¬gen in de provincie Antwerpen geen duif doorkwam. De derde vluchtdag om 10.00 uur hadden HvR hun vier eerstgetekende in de klok.
HOKKEN, VOER EN TYPE DUIF
Van Riel en compagnon waren bescheiden liefheb¬bers. Hoewel ze zelf waarschijnlijk beter wisten verkondigden ze dat ze hun successen voornamelijk dankten aan de hokken. Die waren van steen, diep en groot met een kap er op, met veel licht. En wat nu zo merkwaardig was als we het over hokken hebben? De enige die in staat waren geweest hen partij te bieden al was het maar voor kort, (Marissen dus) deden dat op potdichte hokken met golfplaten. Bij het voeren werden de granen afzonderlijk bedeeld met eerst de zaden die de duiven het minst graag hadden. He voer was zwaar van samenstelling. Van Riel meende namelijk dat je duiven veel en zwaar moesten voeren, en... veel moesten trainen. Minstens twee volle uren dagelijks.
Merkwaardig genoeg werd geen grit gekocht, dat haalden ze van plaatsen waar gebouwd werd. De 'gestampte mortel' (cement) zou veel beter zijn dan het grit uit de handel omdat ‘mortel’ door de duiven verslon¬den werd. Zoals eerder vermeld werd aan het model van de duif weinig waarde gehecht. De meeste waren eerder klein van stuk met een wat diepe 'kie¬l'. Veel rug hadden ze niet, temperament en vechtlust des te meer. Naast hun vitaliteit en een perfecte natuurlijke gezondheid hadden ze zonder uitzondering fluweelzachte pluimen. De faam van Huyskens van Riel was inmiddels doorgedrongen tot in het verre Amerika, waar vooral Dr. Whit¬ney, een bekend 'zoeker' gefasci¬neerd was door wat zich in dat kleine plaatsje Ekeren Donk in België afspeelde.
DR WHITNEY
Whitney meende dat ver doorgevoerde inteelt de enige manier was om een stam duiven van superieure klasse op te bouwen. Hij kocht duiven om daarmee proeven te doen en liet zijn oog vallen op de Huyskens van Rielduiven, 'de beste van de wereld'. Generaties lang werden broer met zus gekoppeld. Na de kweek van vele generaties (telkens broers maal zus) en het verwijderen van veel afval had Whitney een soort duiven gekweekt die allemaal identiek gelijk waren.
Had je er een gezien dan had je ze allemaal gezien maar hij kon er geen prijs mee winnen. Had je die ingeteelde duiven moeten kruisen misschien? We zullen het nooit weten. Whitney is te vroeg gestor¬ven om van een mislukt experiment te gewagen.