FRANS HUYSKENS
Huyskens was iemand die met hard werken aan de dokken in Antwerpen de kost verdiende. Hij was zachtaardig van aard en geen prater. Wat dat betreft vertoonde hij veel gelijkenis met van Riel die ook de rust zelve was. In 1929 was Huyskens met duiven begonnen. Zijn vriendschap met diamantslijper Jef van Riel dateert van enkele jaren later. Van Riel (toen dus zonder duiven) zocht verpozing bij Huyskens. De twee bleken elkaar wonderbaarlijk te liggen, we zijn eind dertiger jaren. Nadat van Riel gestopt was had ene Frans Nuyens diens vaandel overgenomen en was hij de te kloppen man. Van Riel brandde zo van nieuwgierigheid met wat voor duiven die Nuyens zo schitterde op de korte vluchtjes dat hij al gauw bij hem op de stoep stond. Hij was diep onder de indruk en nam wat piepers mee, we schri¬jven 1937. Onder die duiven zat een kort klein donker duivinnetje, een vast duifje in de hand met heel speciale ogen. Het vuur leek er uit te spatten. Een wringertje ook dat je met moeite vast kon houden. Jef zette dat duifje op de hokken van zijn broer Louis (wie had in die tijd geen duiven?) waar het zich ontpopte als een vliegduif die haar gelijke niet kende. We hebben het over het met roem overladen 'Boerinneke.'
TERUG NAAR NUYENS
Omdat het 'Boerinneke' zo'n klassenduif bleek ging van Riel terug naar Nuyens. Dat was weliswaar een vitessespeler maar in vitesseduiven geloofde van Riel niet meer. 'Die duiven van Nuyens moeten alles aankunnen' meende hij en daarom werd weer een aantal jongen meegenomen die van Riel opnieuw onderbracht op de hokken van zijn vriend Huyskens. Bij die jongen zat er een uit dezelfde ouders als 'het Boerin¬neke' en behalve dat het een doffer was leek hij in alles op zijn zuster: zelfde lichaamsbouw, zelfde kleur, zelfde ogen, maar een ongelooflijke bangerik. Als de baas het hok betrad vluchtte hij in paniek van de eieren en zou hem recht in zijn gezicht vliegen. Een naam voor hem verzinnen was daarom niet moeilijk: 'de Bange.' Later zouden zowel 'de Bange' als zijn zus 'het Boerinneke' 'wereldduiven' blijken. In het najaar van 1946 werd het 'Boerinneke' verkocht aan opnieuw De Scheemaecker voor de som van 25.000 Bfrs, destijds een vermogen. Bij de nieuwe eigenaar heeft ze nog twee jaar bevrucht. Nu gebeurt het dat (vooral beroemde) duiven bevruchten tot ze er letterlijk bij neervallen of… nog langer(!) maar toen waren het andere tijden. Gaat er nu veel geld om in de sport met de verkoop, destijds was dat met poulen!
De oude hokken
De Nuyensduiven bewezen op de hokken van Frans Huyskens al direct over enorme klasse te beschikken en van Riel, een echte zoeker, was nu helemaal niet meer te stoppen. Hij moest ‘de roots’ weten van hellevogels als 'het Boe¬rin¬neke' en consorten en ging op onder¬zoek uit. Nuyens bleek ze gehaald te hebben bij ene Vanderkey¬len, ook dokwerker die op zijn beurt duiven had aange¬schaft van een maat op het werk: Boer Peeters. En boer Peeters zou zich tot in lengten van dagen commercieel onmogelijk maken door toe te geven dat hij ze gekweekt had uit torenduiven en opvangers. Maar juist in de tijd dat Huyskens met de gekregen duiven van van Riel landelijke bekendheid kreeg sloeg het noodlot toe:
De tweede wereldoorlog brak uit. 'Het Boerinneke' en 'de Bange' overleefden die en zouden aan de basis staan van talloze superieure nazaten.
KERMIS
In 1944 was het kermis in Ekeren Donk. In cafè 'De Pelikaan' zat Jef van Riel aan een 'trappist van 't vat' toen Huyskens binnenkwam. Natuurlijk dronk die iets mee en wat al gauw gespreksonderwerp was is duidelijk: Huyskens had grote hokken, van Riel had geen ruimte maar was beze¬ten van duiven. Er werd besloten in combinatie te gaan spelen en in 1945 stond voor het eerst de naam Huyskens van Riel op de uitslag. In het eerste jaar van haar bestaan werd de tandem al Kampioen in Union Antwerpen voor namen als Havenith, Hermans en Hore¬mans. De ambitie van beide compagnons reikte echter verder dan Union. Besloten werd een lap grond te kopen en daarop een huis te zetten voor Huyskens en een paleis van een duivenhok dat tevens diende als woning voor van Riel. Intussen was echter nog iets gebeurd.
Iets wat in geen enkel naslagwerk is vermeld en ook nooit openbaar is gemaakt en dat ik moest vernemen uit de mond van de zonen van van Riel: Francois en Georges. 'De grootste zet die vader ooit deed' volgens beide. Ze doelden op de aanschaf van een twintigtal late jongen in 1945. Die werden het jaar daarop gekoppeld aan de eigen soort en uit die kruisingen kwam de fameuze 'generatie 46-ers'. Een regiment superduiven waarvan de een al beter was dan de ander, allemaal gekweekt in èèn jaar. Waar die ronde late in 1945 gehaald werd? Bij de man die mogelijk de beste duiven had die er ooit vlogen: Jos van den Bosch uit Berlaar. Dat gegeven heeft iets komisch. Vooral in Amerika pakt men nog uit met 100 procent zuivere Huyskens van Riel duiven van voor de oorlog. Zelfs Raymund Hermes, toch verre van dom, was er bijna ingetrapt en heeft op het punt gestaan ‘zuivere Huyskens van Riel duiven van voor de oorlog’ te kopen. Waarom naar Jos van den Bosch?
VAN DEN BOSCH
In de oorlog sijpelden her en der geruchten door over een soort wonderduiven waarover iemand uit Berlaar zou beschikken: Van den Bosch dus. Dezelfde waar Janeke Wouters en Frans Mariën (Arendonk) de fameuze 'Oude van den Bosch' haalden. Die werd in Arendonk gepaard met de 'Janssenduivin' van Saelen uit Mol en dat koppel de ene wonderduif na de andere voortbrengen. Dit ‘stamkoppel Meulemans’ (dat Karel had overgenomen van Janeke Wouters en Frans Marien na hun overlijden) is vaak omschreven als ‘het beste kweekkoppel aller tijden’. Ik heb al grotere overdrijvingen gehoord.
Meest bekende nazaat is de Merckx waaraan een merkwaardige anekdote kleeft. Die stierf op dezelfde dag als de baas, Janeke Wouters. Ook broers van de Merckx zoals de Piet, de Kadet, de Junior, de Benjamin enzovoorts waren zowel als vlieger en kweker van uitzonderlijke klasse. Talloze superduiven van vandaag de dag voeren nog hun bloed, talloze liefhebbers zijn er kampioen mee geworden.
Natuurlijk waren niet al hun kinderen ‘supers’. Zo kocht Kees Noyen uit Tilburg ooit een doffer van ‘het kweekkoppel’ die met geen enkele duivin ook maar een jong gaf dat in staat was prijs te winnen.