Artikelen
- maandag 19 februari 2024
Dieet
De duiven krijgen twee maal per dag een mengeling van granen en peulvruchten. In elke dierenspeciaalzaak is prima voer te koop. Vaak voor de rasgroepen speciaal geselecteerd. Dan ook nog in kweek-, rui- en wintermengeling. Een duif eet per dag zo'n 30-40 gram en drinkt gemiddeld 50 ml water. (duiven met jongen drinken 2x zoveel)
Een duif heeft in verhouding veel vocht nodig, om het voer goed te kunnen verteren. Ook drinken ze om hun lichaam op temperatuur te houden. Let er dus op dat de drinkbak altijd gevuld is. In de zomer en als ze hun jongen voeren hebben ze tot 4 keer zoveel water nodig.
Naast het duivenvoer, hebben duiven mineralen nodig en potjes met grit en roodsteen mogen dan ook niet ontbreken voor een goede spijsvertering. Door het grit wordt het voedsel in de maag gemalen.
Nutrientenbehoefte
Kalk en fosfor spelen, samen met vitamine D, een belangrijke rol bij de vorming en instandhouding van het skelet. Behalve wat fosfor komen die stoffen in de normale voeding van de duif niet in voldoende mate voor. Ze moeten dus naast de voeding gegeven worden o.a. in de vorm van grit, wat in goede samenstelling te koop is. Vitaminen komen in zéér kleine hoeveelheden in voedingsstoffen voor en zijn zéér gecompliceerde organische verbindingen van dierlijke en plantaardige oorsprong. In het normale voedsel van de duiven komen vitaminen voor, maar niet alle vitaminen en meestal in onvoldoende mate, zodat we naast de gewone voeding duiven middelen moeten geven die de noodzakelijke vitaminen bevatten.
Voedingsschema
Dagelijks schoon drink- en badwater en vers voedsel.
Voedingsplaats
De duiven dienen gevoerd te worden via voederbakjes die aanwezig zijn in hun verblijf.
Handopfok
De fokperiode is vaak de mooiste, maar ook drukste tijd voor de duivenfokker. Essentieel voor een goede fok vinden is het noteren van feiten zoals:
- de samenstelling van de koppels
- welke broedkooi
- welke kleur ring het koppel heeft
- wanneer de eieren worden gelegd
- of ze bevrucht zijn, wanneer ze uitgekomen zijn
- het ringnummer van het jong
- welke dood zijn gegaan of vroegtijdig weggeselecteerd
- of er bepaalde problemen zijn geweest
- opvallende eigenschappen van het jong of het broedkoppel
- of ze al gevaccineerd zijn tegen Paramyxo en Paratyfus
Om te kunnen controleren of de koppels goed gepaard zijn en nog in het goede broedhok zitten krijgt elk koppel een gekleurde voetring. Dezelfde kleur ring wordt ook aan de broedkooi bevestigd. Eerst worden de doffers losgelaten in de broedafdeling met open broedkooien. Deze kunnen dan zelf een kooi kiezen. Is dit gelukt, dan worden de doffers in hun kooi opgesloten en wordt de door de duivenmelker geselecteerde duivin erbij opgesloten. Na enkele dagen worden de paren wisselend vrijgelaten in langzaam toenemende aantallen net zolang tot alle koppels vrij zijn en hun eigen hok kennen. Dit alles vergt veel tijd en aandacht. De vastzittende koppels moeten alle in hun eigen broedkooi worden gevoerd! Na enkele dagen worden de broedschalen in de kooien gezet. De bekende rode stenen schalen omwikkeld met kranten worden gebruikt als broedschalen. Zijn ze erg vuil, dan worden ze ververst. Om het vinden van hun eigen broedkooi te bevorderen dient men steeds wat tabakstelen op de grond te strooien. Al heen en weer vliegend van de grond naar hun broedkooi om hun nest te bouwen leren ze beter de weg naar hun eigen kooi. Sommige koppels willen steeds een andere broedkooi, sommige zelfs twee. Weer andere koppels zoeken een tweede broedkooi als de eerste jongen ongeveer 10 dagen oud zijn. Om dit te voorkomen zet men een tweede broedschaal in de broedkooi waar het volgende legsel in gelegd kan worden. Na 3 dagen worden de eieren geschouwd. Onbevruchte eieren worden direct verwijderd.
Alleen bevruchte eieren van kortsnavelige duiven worden verwisseld met die van de voedsterduiven. Zo krijgen de kortsnaveligen de kans zelf ook eieren uit te broeden en jongen op te fokken. Ze zijn hiertoe zeer goed in staat. Ongeveer 10 dagen na uitkomst van de jongen wordt voer in de broedkooi aangeboden opdat de jongen vlot zelf leren eten. Met name voor de kortsnavelige dieren en de meeuwen voorkomt dit slecht gevoerde jongen als hun ouders er wat moeite mee krijgen. Na ongeveer 4 weken worden de jongen gespeend en naar het babyhok verhuisd. Hier blijven ze enkele weken, tot ze goed voor zichzelf kunnen zorgen en gaan dan naar het jongdierenhok.