- zondag 20 december 2020
In deze tijd van verveling besloot ik de in de afgelopen 25 jaar gepubliceerde reportages over mezelf eens terug te lezen. De meeste daarvan heb ik bewaard. Eenmaal aan het lezen merkte ik dat ik alles nog altijd in grote lijnen hetzelfde doe.
Nog steeds geloof ik in kwaliteit in plaats van kwantiteit. Ook vroeger was ik al zuinig op topduiven en dat is niet veranderd. Ik heb toppers nooit verkocht en zal dat ook nooit doen. Uit ervaring weet ik dat dit ook bijna altijd goede kwekers zijn, al slaan sommige wel eens een generatie over.
Inmiddels zitten er diverse topduiven op mijn vlieg- en kweekhokken die onder meer 3x top 10 op de NPO-concoursen wonnen. Er zitten ook tien NPO-winnaars, duiven met diverse 1e prijzen, provinciale winnaars en heel wat nationale Asduiven. Dit zijn voor mij topduiven en die koester ik.
Verder heb je nog de witte raven zoals Olympic Millennium die op de 20 vluchten waaraan ze meedeed, maar liefst 15x 1:100 speelde. Inmiddels is zij moeder van de 11e nationaal en grootmoeder van diverse teletekstduiven.
Ik heb moeite met duivenmelkers die er op de vluchten niets van bakken en alleen financiële belangen hebben binnen de duivensport. Zij willen uitpakken met jongen uit beroemde duiven van bekende liefhebbers. Deze duiven worden dan netjes op de foto gezet als ‘zoon of dochter van’, terwijl ze nooit in de mand hebben gezeten of over bewezen kweekwaarde beschikken.
Dit zijn voor mij commerciële duiven waaraan je niets hebt als ze niet kweken. Je kan er jongen uit proberen te slijten op verkoopsites, maar dat is alles. Zo zouden ze van de liefhebbers waarvan duiven worden aangeboden op verkoopsites ook hun adelbrieven moeten voorleggen van de laatste tien jaar en niet die van enkele vluchten.
In een normaal seizoen kan men in Nederland 35x concoursen. Als je een topspeler bent, moet het je toch lukken om per jaar meer dan twee vluchten goed te spelen. Op het hoogste niveau of afstand, want de vereniging of het samenspel opkuisen mag niet je hoogste doel zijn.
Hier heb ik in de afgelopen 25 jaar alles zelf opgebouwd door zorgvuldig te kweken, selecteren en spelen. Op deze manier is er een aanverwante stam duiven ontstaan die op alle afstanden en weersinvloeden op het hoogste niveau presteert.
Ik heb bij het selecteren nooit naar bouw, pluim, ogen of afstamming gekeken. Alleen de prestaties telden. Na jaren op de uitslag selecteren zie je dat bepaalde lijnen de boventoon voeren en dat de duiven daardoor steeds meer familie van elkaar worden.
Hier zitten veel blauwe en geschelpte duiven waarbij ik al op de voetring moet kijken om ze uit elkaar te houden. Het is niet zo dat blauw of geschelpt mijn voorkeur heeft, maar deze duiven bleven toevallig vaak over na de selectie.