Jos Nijman
- vrijdag 20 december 2019
Decennia lang bestaat duivenmaatschappij Union Opdorp al. Het was indertijd één van de meer dan vijftien duivenclubs die Buggenhout rijk was. Een kleine veertig leden zijn er nog. “Het vergaat de duivensport zoals alle andere volkssporten. Ze sterven precies langzaam uit”, zegt voorzitter Jan Mannaert. “Vroeger had zowat elke man in zijn tuin een duivenhok staan met ettelijke duiven. Nu zijn ze nog amper te vinden. Er mogen gerust wat inspanningen komen om de duivensport een heropwaardering te geven. Dit is een traditie die niet verloren mag gaan.”
Oproep naar nieuwe leden
Dat bevestigt ook Kenny De Tobel. Hij mag dan al 34 jaar zijn, daarmee is hij wel het jongste lid van duivenmaatschappij Union Opdorp. “Op den Briel in Buggenhout, waar ik woon, kon je vroeger alle huizen afgaan en van huis tot huis de duiven tellen”, zegt hij. “Nu zijn we nog exact met drie duivenmelkers in deze buurt. En daarbij lopen de andere twee, Roger Van Doorslaer en Robert De Coster tegen de 88 en 72 jaar. Als er niet snel wat jongeren de draad oppikken, is dit gedoemd om te verdwijnen. Dat zou betreurenswaardig zijn.”
De duivenclub doet daarom een oproep om nieuwe leden aan te trekken. “Wij kunnen alvast zeggen: de duivensport is de schoonste hobby die er is. Het geluid van een koerende duif, dat is het mooiste van de wereld. En een zwerm duiven bij een wedstrijd zien naderen en daarbij de jouwe naar het hok in de tuin zien duiken, dat is het meest fantastische gevoel ooit”, zegt Robert. “Daar kan niets tegenop.”
Zelf maakte Robert het voorbije seizoen acht keer mee dat één van zijn duiven de snelste was. Hij won ook ettelijke tweede prijzen. “Een waarde in de commerce, gelijk die duiven van de lange afstand waar de Chinezen miljoenen voor bieden, hebben onze diertjes niet”, zegt hij. “Maar er is wel de emotionele kant en die is veel belangrijker. Wij zien onze duiven graag. Toen ik het voorbije seizoen plots een duif zag thuiskomen die gekwetst was aan de borst, was ik daar het hart van in.”
Eén van mijn duiven vloog zich jaren geleden jammer genoeg dood in Nederland. De vinder stuurde me toen de ring op die rond het pootje van de vogel gezeten had. Jarenlang heb ik die in mijn portemonnee bijgehouden
Duivenmelker Kenny De Tobel
Daar kan ook Kenny over meespreken. “Eén van mijn duiven vloog zich jaren geleden jammer genoeg dood in Nederland. Hoogspanningskabels zijn vaak boosdoeners”, zegt hij. “De vinder stuurde me toen de ring op die rond het pootje van de vogel gezeten had. Jarenlang heb ik die ring in mijn portemonnee bijgehouden. En als een duif niet thuis komt, lig je daar elke nacht wakker van je afvragend of het diertje de dag erop dan toch zou arriveren. Mijn vrouw zegt al wel eens lachend dat ik liever tegen mijn duiven ben dan tegen haar.”
Microbe
De duivenmelkers zijn alvast bereid om wie nieuw lid wordt, de nodige ondersteuning te geven. “Ze krijgen er zelfs een koppel duiven om te starten bij”, zegt Roger. Hij was zeventien jaar toen hij duivenmelker werd. “Thuis waren ze er nochtans tegen”, zegt hij. “Mijn ouders waren boeren en dat rijmde niet met duiven melken. ‘Ge zou u beter een vrouw pakken in plaats van duiven’, zeiden ze. Maar dat is er nooit van gekomen. Ik ben altijd alleen met mijn duiven bezig geweest. Wie met deze volkssport begint, laat dat nooit meer los. Het is al snel een passie.”
Waarom de microbe niet meer loslaat, is voor de Buggenhoutse duivenmelkers meer dan duidelijk. “Er is de spanning van de wedstrijden: welke duif komt het eerst terug. Maar het is ook plezant om daar onderling over de discussiëren”, zegt Kenny. “En we mogen natuurlijk het gezellige pintelieren niet vergeten. Die sociale contacten in groep, dat is echt de max. Ik heb nog geen seconde spijt gehad dat ik met duiven begon. Ik had vroeger zebravinken, tot mijn buurman zei dat ik me een koppel reisduiven moest nemen. Zo gezegd, zo gedaan. Het werden er al snel zes paar en ondertussen is het een gans duivenhok met tientallen koppels. Ik sta alvast de springen om die passie door te geven.”
Bron