donderdag 18 juli 2024
Publicatiedatum
De afgelopen tijd kon je op de diverse blogs en op Facebook regelmatig iets lezen over de werkgroep Wetenschappelijk Onderzoek Welzijn Duiven (WOWD). De meeste duivenliefhebbers hebben niet zoveel op met wetenschap. Dat maar een zeer klein percentage liefhebbers zich verdiept in wetenschappelijke rapporten zal ook geen geheim zijn. Toch zijn er de afgelopen jaren zeer interessante onderzoeken geweest met uitkomsten waarmee de duivensport beslist zijn voordeel kan doen. Hierover sprak ik met de 44 jarige Albert Winkel die inmiddels al 23 jaar lid is van de WOWD en in het dagelijks leven als senior onderzoeker aan de Universiteit van Wageningen werkzaam is. Albert; “In de zomer van 2001, als 21-jarige student, werd ik gebeld door toenmalig WOWD-lid Geert van Oortmerssen of ik eens wilde komen kennis maken met de WOWD. De toenmalige leden hadden me "gespot" op een internetforum en vonden dat ik verstandige dingen schreef. Al snel bleek dat het klikte. Nu ben ik samen met Leo van der Waart één van de langst zittende leden.”
Albert heeft sinds zijn dertiende jaar duiven en kwam daarmee in contact door een schoolvriendje die in een eenvoudig hokje wat postduiven en sierduiven had. Albert; “De schoonheid van de vogels, de band die je met ze opbouwt, de vrijheid van het dagelijks buiten vliegen en de trouwheid van het altijd weer terug komen naar het thuishok spraken me erg aan. Sindsdien hebben duiven altijd op één of andere manier een plaats gehad in mijn leven.” Nadat Albert en zijn vriend in contact kwamen met een postduivenliefhebber, besloten zij om samen in combinatie met postduiven te beginnen. De combinatie heeft tot 2016 bestaan, in totaal 20 jaar. Albert; “Het vlieghok stond in de tuin van de woning van mijn maat. Tijdens een groot deel van deze combinatieperiode woonde ik voor een universitaire studie en werk in het midden van het land en had ik geen duiven bij huis. Nadat we eind 2016 stopten met de combinatie is mijn maat zich helemaal gaan richten op de marathonvluchten. Op dit moment woon ik weer in het noorden van het land, buitenaf en met veel ruimte. In 2020 ben ik als soort van "herstarter" weer begonnen. Dit is mijn vierde jaar sinds mijn herstart en ben nog volop bezig om de onderdelen "mens, hok, duiven en verzorging" op niveau te krijgen en tot een gebalanceerd geheel te vormen. Ik leer elke week weer nieuwe dingen en daar heb ik erg veel aardigheid aan. Ook de omgang met de duiven is een fijne ontspanning. Sportieve ambitie is er ook zeker, maar mijn mogelijkheden zijn gelimiteerd door fulltime werk en gezin.”
Albert met duivin Mirjam (1e tegen 1258 duiven) in 2023
|
Binnen de WOWD is Albert gedurende een jaar of vijftien heel actief geweest met het opzetten en uitvoeren van toepassingsgericht onderzoek. Met name gericht op het beter begrijpen van de werking en prestaties van ventilatiesystemen in de vrachtwagens en de effecten die vervoerscondities hebben op de duiven. Een tweede belangrijk thema was de navigatie van de duiven en hoe weerscondities en de toestand van de atmosfeer daarop ingrijpen. Albert: “In die tijd verzamelde en las ik vele honderden boeken, rapporten en wetenschappelijke artikelen over deze thema's. Waar ik mij minder mee bezig houd is het oneigenlijk gebruik van middelen, genetica en zo nog een rijtje thema's. Die deskundigheid zit bij de andere leden. Sinds een jaar of tien laat mijn agenda het zelf doen van onderzoek niet meer toe en dat geldt ook voor de meeste andere leden. We hebben in de WOWD besloten ons daarom meer te richten op het definiëren en begeleiden van studies samen met universiteiten, hogescholen en dergelijke. En daarnaast op het vertalen van kennis naar praktische adviezen en "tools" waar de duivensport mee kan werken. Zoals de Risico Tabel Lossingen (RTL), het Hitteprotocol en het in 2023 vernieuwde NPO Reglement Vervoer en Lossingen. Terugkijkend zie ik vier fasen in de ontwikkeling van de WOWD. In het begin (de jaren negentig) was de commissie nog jong en zoekende naar zijn rol. Toen werd er vooral gediscussieerd. Daarna kwam er strikter voorzitterschap en ging het wetenschappelijke karakter omhoog. Daarna volgde er een periode van veel projecten en veel output in de vorm van rapportages en artikelen. Ruim tien jaar geleden hebben we de website www.wowd.nl gebouwd en daarop al onze output geplaatst, voor een ieder eenvoudig aan te klikken en te raadplegen. Sinds die tijd zitten we in een fase met een focus op onderzoek begeleiden, adviseren en de NPO en Afdelingen proberen te helpen. Met alle besturen die kwamen en gingen hadden we een goede relatie. Ook met het huidige NPO-bestuur, de IWB en veel Afdelingen is er prima contact waar nodig.”
De positie van dieren in onze maatschappij is de afgelopen jaren flink veranderd. Dit heeft onder andere als consequentie dat de overheid steeds meer wetgeving opstelt waaraan dierenbezitters zich moeten houden. Ik vroeg Albert wat hij hiervan vindt en wat voor consequenties dat voor de duivensport kan gaan hebben in de toekomst. Albert; “Het is onmiskenbaar dat de positie van dieren in onze maatschappij de afgelopen decennia flink is veranderd. Dat geldt voor landbouwhuisdieren in de veehouderij, maar ook voor hobbydieren, huisdieren, dierentuindieren en wilde dieren. Dieren worden erkend als wezens met gevoel en een eigen waarde. Het welbevinden van gehouden dieren moet gewaarborgd worden en zij moeten kunnen "leven naar hun aard". Als wetenschapper heb ik geen oordeel over die opvatting over dieren; dat mag in mijn visie op wetenschap ook niet. Als wetenschapper moet je "OMA thuislaten". Waarbij die drie letters staan voor Oordelen, Meningen en Aannames. Ik stel vast dat dit de opvatting is over dieren in de samenleving. Ik stel ook vast dat dit niet altijd strookt met hoe er in de duivensport met duiven wordt omgegaan. En ik probeer kennis, adviezen en tools te ontwikkelen die de duivensport helpen die kloof te dichten. Want de duivensport heeft met deze algemene opvatting over dieren om te gaan, of zij dat nu wil of niet. Samenleving en politiek bepalen jouw bestaansrecht. De WOWD is dus geen "dierenbescherming" binnen de NPO met eigen overtuigingen of ideologieën. De WOWD besluit ook niets en heeft dat ook nooit voor de duivensport gedaan. Wij onderzoeken, adviseren en ondersteunen, waarschuwen soms, maar de duivensport moet het uiteindelijk zelf willen, zelf besluiten en zelf doen. Het goede nieuws is dat dit eigenlijk best goed gaat. Er zijn grote stappen gezet zoals moderniseringen in het duivenvervoer en meer deskundigheid in het analyseren van weersituaties en het nemen van goede lossingsbesluiten. Een ander positief punt is dat de manier hoe duiven worden gehouden goed aansluit bij het "leven naar hun aard". Duiven wonen over het algemeen in beschutte, droge, warme, tochtvrije en gezellige hokken. In de hokken hebben ze een eigen zitplek of broedhok. Ze mogen dagelijks uitvliegen, krijgen wekelijks een bad, en worden gevoerd met uitgekiende graanmengelingen en grit/mineralen. Ze mogen in het voorjaar broeden en jongen groot brengen, in het najaar ruien en in de winter rusten. Dit alles sluit eigenlijk heel goed aan bij de natuurlijke behoeften en instincten van de duif.”
Een Escort iLog meetsensor voor temperatuur en luchtvochtigheid tussen twee naastliggende manden in een duivenwagen van Afdeling 11
|
Het onderwerp van deze column is duivensport en wetenschap. In mijn optiek is de duivensport in vele opzichten stil blijven staan. Er is veel te weinig gebruik gemaakt van wetenschappelijke ontdekkingen of veranderde inzichten. Ik vroeg Albert hoe hij daar als wetenschapper tegenaan kijkt. Albert; “Wetenschap en duivensport hebben in mijn ogen een bijzondere relatie. Wetenschap gaat over het objectief beschrijven en verklaren van de werkelijkheid. Met open blik kijken, jezelf kritisch blijven bevragen en vooruitgang in weten, begrijpen en beheersen. In de duivensport daarentegen bestaan er nogal wat bijgeloof, ongefundeerde theorieën, vermeende wondermiddeltjes, vastgeroeste overtuigingen en behoudendheid. Wetenschap en duivensport zijn zo bekeken niet direct elkaars grootste vrienden. Persoonlijk heb ik geen moeite met deze kenmerken van de duivensport. Het heeft ook zijn charme en ik laat daarin eenieder vrij. Wel is het belangrijk voor de duivensport dat dit niet schadelijk gaat werken en dat bestuurders wél hun beleid en beslissingen mede baseren op analyses, feiten en zuivere redeneringen. Het blijft voor bestuurders een lastige uitdaging om beleid te ontwikkelen en uit te voeren op basis van wetenschappelijk onderbouwing. Vooral als dit beleid indruist tegen de overtuigingen van een deel van de leden. In ander opzicht zijn wetenschap en duivensport dan toch wel grote vrienden. Zo heeft bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek naar de stofwisseling van de duif geleid tot een andere manier van voeren: meer koolhydraten voor het kortere werk, vetten voor het langere werk, en niet te veel peulvruchten waarvan het eiwit door duiven maar matig wordt verteerd en opgenomen. Maar ook tot een arsenaal aan entstoffen. Wat ik boeiend vind aan de duivensport is dat zelfs de meest elementaire vragen vaak nog niet beantwoord zijn. Dit komt mede omdat het in de duivensport, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de professionele veehouderij en het landbouwkundig onderzoek, de afgelopen decennia geen gewoongoed is geweest om systematisch gegevens te verzamelen, te analyseren en conclusies te trekken. In dat opzicht voelt de duivensport soms als een boomgaard waar zelfs het laaghangende wetenschappelijke fruit nog aan de bomen hangt. Met andere woorden: er is nog zo veel te ontdekken en te leren. Met als vraag aller vragen: hoe vindt de duif de weg naar huis? Na ruim een eeuw van onderzoek en honderden wetenschappelijke studies, weten we het eigenlijk nog niet goed.”
Tijdens mijn vele hokbezoeken en gesprekken met liefhebbers en de discussies op de sociale media volgend, zie ik dat er best wel een redelijke kloof is ontstaan tussen de traditionele veelal oudere duivenliefhebbers en de jongere veelal ambitieuze duivensporters. Dat uit zich niet alleen in de prestaties maar vooral ook in de sportbeleving. Ik vroeg Albert of hij denkt dat die kloof nog te dichten is. Albert; “Ik denk dat die kloof tussen oudere en jongere duivenliefhebbers niet persé overbrugd hoeft te worden. Oudere liefhebbers mogen op een meer traditionele manier duivensport beoefenen en beleven. Maar er zou tegelijk voldoende ruimte moeten zijn voor jongere liefhebbers om gebruik te maken van moderne ontwikkelingen zoals als het live uitzenden van opnames van lossingen, het realtime/automatisch melden van geklokte duiven, kloksystemen met thuisafslag, GPS-ringen om duiven te volgen tijdens de vlucht, enzovoort. Bestuurders zouden m.i. ruimte moeten geven aan beide; ze mogen naast elkaar bestaan. En oudere en jongere liefhebbers, op hun beurt, zouden elkaar daarin ook de ruimte moeten geven.”
Ik ben het met Albert eens dat men elkaar meer ruimte zou moeten geven om de sport op de manier te beoefenen die het best bij iemand past. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Vooral bij veel oudere liefhebbers bestaat weerstand tegen GPS systemen en het volgen tijdens de vlucht thuis afslaan, e.d. en dat is toch de grootste groep duivenliefhebbers. Albert; "De traditionele duivensport sluit niet goed meer aan bij de samenleving en de mensen van nu. De samenleving is van karakter veranderd van agrarisch naar industrieel en dienstverlenend/technologisch. In feite is de duivensport een hobby uit het agrarische en industriële tijdperk van midden jaren 1800 tot de jaren vijftig, zestig, zeventig van de vorige eeuw. Daarna is in West-Europa de neergang begonnen. Er zijn relatief weinig mensen die beginnen met de duivensport terwijl er wel stoppers zijn en leden die overlijden. Wat de duivensport niet slim heeft gedaan is dat er nooit heldere spelregels en initiatieven zijn ontwikkeld om de duivensport leuk, behapbaar en passend te houden bij het overgrote deel van de mensen met een baan, een gezin, vakanties en een gemiddeld achtertuintje. Het aantal duiven waarmee je kunt spelen had naar mijns inziens al lange tijd geleden gemaximeerd of gestandaardiseerd moeten worden, zoals ook een voetbalelftal standaard bestaat uit 11 personen en een volleybalteam standaard uit 6. Dat liefhebbers tot voor kort ongebreidelde aantallen duiven konden inzetten is sportief gezien heel raar en grote, professioneel verzorgde duivenkolonies hollen de duivensport van binnenuit door de meerderheid van hobbyisten omver te spelen die er vervolgens de brui aan geven. Op zich is een kleinere duivensport in mijn ogen niet erg. Een kleinere duivensport kan nog steeds maatschappelijk geaccepteerd en heel leuk zijn. Maar bestuurders in de duivensport moeten er wel tijdig op anticiperen en de organisatie en logistiek van de duivensport erop aanpassen. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking tussen verenigingen, het samengaan van verenigingen tot grotere verenigingen met een regionaal in plaats van lokaal werkgebied, een ophaaldienst voor liefhebbers die wat verderaf wonen, meer focus op middellange en lange vluchten, enzovoort. Als de duivensport dat lukt blijft er een kleinere maar goed georganiseerde en leuke traditionele duivensport bestaan. "
Albert op het Veterinair Congres bij de Olympade 2024 in Maastricht
|
"En toch... denk ik dat de mystiek van de duif die op raadselachtige wijze zijn weg naar huis vindt, de ontspanning van het omgaan met duiven, en de behoefte van de mens aan sport en spel, ook in de moderne tijd kunnen leiden tot een enorme opleving. Maar dan moet de duivensport andere vormen van het duivenspel vinden en organiseren die meer aansluiten bij de samenleving en de mensen van nu. Digitalisering en technologische innovaties zoals internet en GPS-technologie kunnen daar een grote rol in spelen. Ik snap dat mensen die in de traditionele duivensport hun plezier beleven, dat zien als bedreiging van wat ze hebben en willen behouden. Maar het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Er kunnen nieuwe vormen van duivenspel ontwikkeld worden naast de meer traditionele vorm. Het verleden heeft laten zien dat voorheen oubollige hobby's zoals darten of het hebben van een moestuin, opeens weer booming kunnen worden én blijven. Ik denk dus dat duivensport kan opleven, maar dat het aan de duivensport is om dat te gaan "uitlokken" met nieuwe vormen van duivenspel en de inzet van digitalisering en GPS-technologie.”
Dit is al met al één van de grootste columns geworden over de afgelopen 15 jaar en wetende dat mijn gemiddelde lezer afhaakt bij stukken van meer dan drie A-viertjes, laat ik het hierbij hoewel Albert nog veel meer over dit onderwerp heeft verteld. Dat komt dan in een volgende column aan de orde.