- zondag 12 mei 2019
Johan is nog maar een twintiger, we mailen vaak en hebben er beide lol in. Hij komt uit het hoge noorden waar duivensport minder achteruitging dan beneden de grote rivieren. In het zuiden woonden vroeger twee derde van de liefhebbers, nu is het omgekeerd. Johan vindt het jammer dat hij de ‘gouden jaren’ van duivensport niet mee heeft mogen maken, want dat ‘moet nogal een tijd geweest zijn’. Hij zei te weten dat schrijver dezes eind vorige eeuw en later omschreven werd als ‘Mr. Orleans’ en nu wilde hij weten hoe ik het voor elkaar kreeg elk jaar Nationale top te zijn. Ook in duivensport zijn er mensen die een hang hebben naar vroeger merkte ik al vaker.
ALS TIENER
Dat goed spelen op Orleans deed ik eigenlijk al in mijn jeugd, als tiener op de ouderlijke woning in Chaam. Daar was, zoals in elk omringend dorp, een bloeiende duivenclub van zo’n 55 leden. Clubs waren, zoals nu nog dikwijls in België, thuis in cafés en ik herinner me nog de ruzies om zo’n club onder te kunnen brengen. Een duivenclub betekende immers klandizie omdat de liefhebbers gedwongen waren langere tijd in het lokaal door te brengen. Alleen klokken ‘open’ maken duurde al een eeuwigheid, om over al het andere maar te zwijgen.
In de winter had zelfs het kleinste dorp haar kampioenendag met tentoonstelling en sommigen waren bijna geen zondag thuis omdat ze al die kampioenendagen afgingen. Duivensport was toen immers een ‘zondagsport’.
Jonge jaren
ANDERS
Anders dan nu speelden we alleen in clubverband en zijn dat lang blijven doen omdat we met zo veel leden in eigen club spel genoeg hadden. Later kwam er een tijd dat, als je een heel goede duif had, die kon dubbelen. Niet voor een of ander kampioenschap maar om er geld mee te verdienen.
Er werd in die tijd (ik heb het over de 50-er en 60-er jaren), zelfs op clubniveau, dermate veel gepould dat liefhebbers gedwongen waren in de avonduren te werken om geld op hun duiven te kunnen zetten. Of op die van anderen, dat gebeurde ook.
In Belgie had je soms meerdere cafe's anex clublokalen in een straat
Duivensport kende zulk een explosieve groei dat in sommige clubs sprake was van een leden stop. Men kon pas lid worden als iemand stierf of stopte. Vooral Sint Willebrord, waar toen meer dan 300 liefhebbers waren, stond bekend om het geldspel. En om de goede duiven. Het een zou het gevolg zijn van het ander. Totaal’ of ‘dubbel weduwschap’ bestond nog niet en evenmin hadden we die grote opleermanden van nu. We speelden immers allemaal met een beperkt aantal duiven, duiven die ook (letterlijk) veel kleurrijker waren dan nu met vooral veel rode. En duiven die van natuur veel gezonder waren. Paramyxo bestond niet, de woorden Adeno en Coli kenden we niet om over One Eye Cold maar helemaal te zwijgen.
Adeno, vroeger nooit van gehoord.
ORLEANS
Het was vooral voor en na 1960 dat Orleans jonge duiven razend populair werd. Aanvankelijk in Zuid Nederland en nadien in heel het land. Climax was een lossing van liefst 200.000 duiven en in duivensport ontstond een nieuw woord: ‘Orleanskoorts’. Dat was een verwijzing naar de dagen voor Orleans toen iedereen er alles aan deed de duiven ‘op punt te brengen’. De rusteloze nachten voor de vlucht ook. ‘Op punt’ wilde veelal zeggen op een jong van ongeveer een week oud. En uiteraard was men benieuwd naar het weer. U bent natuurlijk niet zo, maar ik hoopte steeds dat ‘ons dorp’ goed lag en de andere slecht. Vanwaar die ‘koorts?’
Niet om roem te vergaren of voor een kampioenschap (Nationale Kampioenschappen en Asduiven bestonden nog niet), het waren de centen en de vele te winnen prijzen in natura die liefhebbers zo begeesterden.
ONGELOOFLIJK
Men had speciale Derbyringen. Daarvan werden er meer dan 50.000 verkocht. Een ‘1e Derbyring’ was in elke groter rayon al goed voor 2.500 gulden, destijds heel veel geld, je kon tot 10 gulden poulen, series zetten die heel hoog afgingen en dan waren er de serviezen, fietsen, gouden horloges, zilveren horloges, dus niet die rommel die je vandaag de dag soms ziet. De prijzen kon je afhalen in het chique Turfschip in Breda of in de nog chiquere Standsschouwburg in Tilburg. Zo iets kan je je toch niet meer voorstellen? Ik speelde destijds samen met mijn moeder en we zijn er meerdere keren prijzen gaan afhalen, veelal gewonnen met soort van de buurman: Janus Vermeulen. Janus had geld zat, goede duiven, volgens velen de beste, maar weinig tijd. Bij mij was het omgekeerd. Ik had geen geld, geen goede duiven maar volop tijd.
Dus men kan raden wat gebeurde. Ik ging er stront krabben en kreeg er duiven voor terug. Duiven die het ook voortreffelijk zouden doen op Chateauroux en Bourges.
PLAATS
We speelden dus alleen plaatselijk en dat was een van de redenen waarom Orleans mij van jongsaf zo aansprak. Op Orleans kon je je met alles en iedereen meten en wist je meteen waar je stond in duivensport. Jezelf meten met clubgenoten deden we immers elke week. Vanwege het succes van Orleans kwamen in Zuid Nederland, naar Belgisch voorbeeld, dus ook al gauw jonge duivenvluchten uit Chateauroux en Bourges.
Vluchten die nadien door groen uitgeslagen bobo’s verboden werden vanwege te ver en te veel verliezen. Althans dat zeiden ze, want elk weldenkend liefhebber wist beter. Maar ‘weldenkende liefhebbers’ waren toen al de zwijgende meerderheid en daar werd ook in die tijd niet naar geluisterd.
OPVALLEND
Wat opviel was dat veel jonge duiven die zo’n vlucht met landelijke lossing wisten te winnen zich nadien zouden ontpoppen tot echte kweekmoedertjes. Zien we hetzelfde niet in België met jongen die zegevieren van Nationale fondvluchten? Dat verklaart waarom er nogal wat goede kwekers een naam kregen als ‘Bourgeske’, ‘Orleansduifke’ enzovoorts.
RECLAME
Overigens was Orleans een geweldige reclame voor duivensport. Op televisie was in die jaren maar een zender en daarop werd de lossing van Orleans uitgezonden. Indrukwekkende beelden waren dat die zo veel huiskamers vulden en mogelijk ook mensen tot de sport aan trokken. Ook in het buitenland sprak men vol ontzag over de vlucht aller vluchten: Orleans jonge duiven in Nederland. Twee keer is zelfs een filmploeg uit Japan over komen vliegen om Orleans en al wat daarbij hoorde te filmen. De Japanners waren in die tijd ook de kopers. Die hadden vooral hun zinnen gezet op winnaars van Orleans en Nationaal Sint Vincent in Nederland.
Beide vluchten hadden een magische klank in Japan vanwege de immense deelname. Sint Vincent, een overnachtvlucht van 1.000 tot 1.200 km. ooit 70.000 duiven. Geleidelijk echter gingen Japanners steeds minder duiven kopen. Vanwege veel rommel, zei me eens zo’n Japanse koper. Zal het met China ooit dezelfde kant op gaan?
EN TOEN
Nadat ik als jonge gast dus een aantal jaren ‘thuis’ met duiven had gespeeld moest ik in militaire dienst, mijn moeder zou de duiven spelen, na dienst ging ik op eigen duivenbenen staan en nam een hernieuwde start. Daarover een andere keer meer.
Os foto’s
‘Adeno?’ Vroeger nooit van gehoord.
Jeugdfoto. Voetbal of duiven? Het werden duiven.
Nog verder terug in de tijd duiven letten bij Huyskens van Riel.
Vroeger heel normaal zo’n ‘duiven café’.
Lier markt TOEN