- zondag 25 augustus 2024
B 1.
Het is al weer een tijd geleden dat B een ‘bakkie kwam halen’.
'Ik heb misschien iets voor je', zei hij. 'Goed nieuws en slecht nieuws.'
Omdat zijn gezicht op onweer stond zei ik, doe alleen het goede nieuws maar’.
‘Ajax verloren van Nac’ grijnsde de Rotterdammer, bijna gemeen.
Toen kwam hij ter zake. Hij had in het najaar een bon gekocht en had het laatste bod met 200 euro verhoogd. Hij wist dat hij bij de schenker voor 150 euro een jonge duif uit kon kiezen, maar wilde de club steunen. Daarom dat extra hoge bod.
Nu hoorde hij nadien dat men met het geld van de opbrengst van de bonnen was gaan eten. Hij deed moeite niet te briesen: ‘Daarvoor koop ik geen bonnen en schenk ik geen bonnen. Een gezamenlijk etentje is prima. Maar dan zelf betalen.’
Natuurlijk moet een club zelf weten hoe centen besteed worden maar een etentje kan altijd. Zinvoller lijkt mij die centen puur aan de sport te besteden. In dit geval was ongeveer 1.500 euro in een avond verdampt. En met zo'n bedrag kan al heel wat om er wekelijks plezier van te hebben. Gratis prijzen, goedkoper vervoer of nog zo veel mogelijkheden. Maar natuurlijk hoeft niemand het met de bezoeker of mij eens te zijn. lijk.
B 2
GJB vraagt waaraan je kan zien of een duif schimmels heeft. Ik kan dat niet zien. Meen dat je daarvoor iets nodig hebt om in de bek te kijken.
Heb je nog nooit tegen schimmels gekuurd? Dan volgt bijna steeds een prima resultaat na de eerste kuur. Na meerdere kuren merk je nog nauwelijks iets. Dat geldt trouwens voor heel veel 'medicaties'.
C.
C is verhuisd en begint dit jaar met jongen in Br 2000.
Met ongeveer 100 jongen beginnen was zijn jaarlijks streven. Hij had echter zulke angstwekkende verhalen gehoord over verliezen dat hij voor de zekerheid maar 200 jongen had gekweekt. Een stuk of 5 gepakt door de roofvogel, enkele geëlimineerd, maar amper iets verloren. Hij had er in juni nog 187. Die leken in top conditie, maar nooit meer zei hij. Zoveel duiven? Niet te doen voor iemand die werkt.
Hij heeft een punt. Een mantra van me: nooit meer duiven houden dan je aan kan.
‘Vroeger alles beter?’
Wat ik me van mijn kinderjaren nog voor de geest kan haIen is heel weinig en… heel veel goeds zit daar niet bij.
Zoals mijn immense angst voor de tandarts die in een speciale bus voor kwam rijden.
Ik was zeker niet de enige. Tandartsangst was destijds diepgeworteld en wijdverbreid. Daar zouden later zelfs volwassenen door getroffen worden, maar gelukkig bleef dat beperkt tot duivenliefhebbers in de regio Reeuwijk.
BETER?
Toen moesten we ook op zaterdag naar school en vooraf naar de kerk.
Klassen van 40 leerlingen met de onderwijzer in de geopende tussendeur van twee lokalen was heel gewoon. Zoals ook aparte scholen voor jongens en meisjes die op verschillende tijden open en dicht gingen zodat ze elkaar niet zouden tegen komen.
Rapporten van uw kinderen of klein kinderen wel eens ingekeken?
Het lijken hele studies. Wij kregen voor vier vakken een cijfer: Rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis. Soms nog een voor vlijt of netheid.
We werden niet met de auto naar school gebracht zoals velen nu. Als 7 jarige moest ik mijn plan maar trekken op mijn fiets met doortraprem en blokjes op de trappers. Die was immers gekocht ‘op de groei’.
TRAUMA
We kregen ook muziek. Heb er maar een ding van over gehouden: een trauma.
Als er klassikaal gezongen werd was ik een van die ‘vals zingers’ die zijn mond moest houden, of ergo, werd op de achterste rijen geplaatst. We moesten maar wat tekenen. Waarvan ik nog wakker word waren die keren dat ik voor de klas een liedje moest zingen. Wat verlangde ik naar een gat in de grond. Nooit voelde ik me meer voor lul staan.
Ik ben linkshandig, maar met schrijven heeft een non dat er uit gerammeld met een keiharde liniaal. Zag een klasgenootje iemand links schrijven dan moest hij dat aan haar melden en kreeg die als beloning een stempel.
In de Belgische kostschool waarop mijn vrouw zat was het nog erger. Frans spreken was er verplicht, ook op de speelplaats. En ook daar moesten kinderen het aan een non ‘melden’ als ze iemand Nederlands hadden horen praten. En in België moest je nonnen al helemaal niet onderschatten.
HET ERGST
Ik kon aardig voetballen, heel wat beter dan die twee dorpsjongens.
Als voor een wedstrijd de partijen werden gekozen waren zij het die steeds als laatste over bleven.
‘Die sukkel hoeven we niet, die mag bij jullie’ werd er dan geroepen en niet zelden werd die dan zelfs terug geduwd naar de andere partij. De smekende blik in hun ogen om gekozen te worden en niet als laatste over te blijven vergeet ik nooit meer.
Rekenen was weinig meer dan tafels opdreunen en die dat het vlotst kon mocht de auto van de leraar wassen of een pakje sigaretten halen.
Een leraar vergeet ik nooit meer. Toen hij eens het scheppingsverhaal had voorgelezen vroeg ik hem hoe er nu zo veel mensen konden zijn als er vroeger maar een vrouw was. Zijn antwoord was een mep tegen mijn kanus. Het was de dag dat het land er een atheïst bij kreeg, al wist ik toen natuurlijk niet wat dat betekende.
DUIVEN
Als kind kwam ik met weinig andere mensen in aanraking dan duivenmelkers. Dus kon het niet uitblijven of ook ik kreeg interesse.
Vooral slecht verlopen vluchten waren hoogdagen voor mij en vriend Huub uit Chaam. ’s Avonds stroopten we de goten af op zoek naar duiven die er zaten uit te hijgen van een ‘ramp’ vlucht.
We melden die aan hopend op een beloning of een jonge duif van een kampioen. Zo vingen we eens een duif van L v L.
Zouden we hem naar Poppel brengen? Ik durfde niet goed, had al zo veel slechts over hem gehoord en ook zijn vrouw.
Maar we gingen en zelden heb ik me zo verbaasd als toen.
v L, toen nog jong met koolzwart haar was uiterst vriendelijk en ja hoor, we kregen een jonge duif.
Het was de dag dat ik ontdekte dat niet alle melkers even aardig zijn.
In mijn beleving deed L meer een ding ‘verkeerd’: Hard met duiven spelen. De lui die hem zo bekritiseerden zijn al lang overleden maar ik heb het ze nooit vergeven.
GELD
Als kind hoorde ik de grote mensen over weinig anders praten dan poelen en geld.
Respect voor een 1e prijswinnaar was er alleen als er geld achter stond. Een die ‘voor de inleg’ vloog was niets waard of de baas ‘een gierige puit’.
Weinig mensen hielden aan het eind van de week geld over. Duivenliefhebbers ‘in de bouw’ maakten overuren voor wat poelgeld. Later hoorde ik dat werken voor poelgeld ook in de regio Berlaar heel normaal was. Maar daar ‘in de diamant’.
Sint Willebrord, met naar verluidt in die tijd zo’n 350 liefhebbers (nu ongeveer 25), was het mekka van de Zuid Nederlandse duivensport. Nergens zaten betere duiven en nergens werd meer gepoeld. Later zou Kees Bosua zeggen ‘waar het meest gepoeld wordt zitten de beste duiven’. Hij bedoelde dat men daar genoodzaakt was zeer streng te selecteren. Of ‘om geld spelen’ iets toevoegde? Ieder zijn mening.
DE MEDIA
Een duivenweekend begon met het duivenpraatje van Pol Jacquemeins (of hoe schrijf je dat) na het nieuws op vrijdagavond op TV. Voor degenen die een tv hadden.
Een ‘vliegdag’ begon voor liefhebbers en ook veel niet-liefhebbers met het aanzetten van de radio 5 minuten voor het nieuws. Dan waren de lossingsberichten en hoorde je ook over het weer op talrijke plaatsen. Een geweldige reclame voor duivensport. Zoals ook de berichtgeving in de dagbladen. In België op maandag meestal een hele pagina. Dat alles is verdwenen. En daarmee ook vele liefhebbers.
DORPSSPEL
Een groot verschil met nu is dat het dorpsspel veelal centraal stond. Over duivensport in omringende plaatsen hadden we geen benul.
In Zuid Holland speelde men toen al samen.
Concoursen van tienduizenden duiven of enkele honderden maakt een wezenlijk verschil in de selectie. Het verklaart naar mijn idee waarom daar (in Z H) vandaag de dag zulke goede zitten. Of je 1 op 10 als selectie norm hebt of de lat kan verleggen naar 1 op 100 scheelt. Een 6e prijs tegen 60 duiven lijkt redelijk goed.
Een 600e prijs tegen 6.000 duiven lijkt maar povertjes al is die getalsmatig hetzelfde.
Maar al bij al: ‘Vroeger alles beter?’ Ik wil het nooit meer horen.