- zondag 21 juli 2024
Nog steeds is er vraag naar het ‘Janssenbook’, maar, dat was kort na uitgave al volledig uitverkocht en kort nadien ook de herdruk. Vandaag de dag is zo iets ondenkbaar. Niet alleen vanwege zo veel minder liefhebbers maar vooral door Internet. Waarom zou je nog een boek kopen als je zowat alles wat je wilt weten daar kan vinden?
Hetzelfde probleem met dvd’s. Dat verkoopt niet meer. Trouwens, dat Janssenbook? Amper te geloven dat het weer zo lang geleden is. Nog geschreven op een typemachine toen ik jonger was dan mijn zoon nu.
DE AANZET
Alles begon met een afspraak in Hotel Princeville in Breda. Het oude van toen. Ik was er uitgenodigd door een uitgever, tevens duivenliefhebber.
Hij was er met een jonge dame waarvan ik aanvankelijk twijfelde of het zijn secretaresse was of zijn dochter. Beide mis. Ze bleek zijn maîtresse en ik kon dat een beetje begrijpen. Bloedstollend was ze.
Benen tot aan haar oksels, borsten die de strijd met de zwaartekracht nog niet waren aangegaan en waarvan er constant een dreigde te ontsnappen. Ondeugende ogen die me zo vreemd aan keken dat ik me af vroeg of ze me wilde vermoorden of iets anders met me wilde.
Na wat inleidend geleuter ging het gesprek ongeveer als volgt:
‘Ik ben door duivenmelkers benaderd over de mogelijkheid dat jij een boek schrijft.’
‘Een boek?’
‘Ja zo’n ding met veel bladzijden.’
‘Waar zou ik in vredesnaam over moeten schrijven?’
‘Doet er niet toe. Ze kopen het wel als je naam er op staat. We gaan meteen, al bij het eerste boek een bom geld verdienen. Ik geef je 10 procent.’
‘10 procent?’ ‘’We?’ ‘Het eerste boek?’ ‘Laten we niet te snel van stapel lopen’, zei ik.
De rest van de avond ging verloren in een walm van sigarettenrook, wie rookte toen niet(?), en sluikse blikken van mannen naar de voorgevel van het meisje. Anderhalf jaar later kwam ‘het eerste boek’ uit.
SUCCES
Het ging over de Janssens. Ik gaf het uit in eigen beheer en niet met die uitgever, want 10%? Komaan. Korte tijd later kwamen de Engelse en Duitse edities en nog wat later de Franse, Spaanse, Chinese, Japanse en Hongaarse.
Ik had de smaak te pakken, bleef schrijven, kwam in contact met veel mensen en het moet gezegd, ik maakte het een en ander mee.
IRAKEZEN
Vreemd maar juist toen de oorlog destijds daar in volle hevigheid woedde werden er enorm veel duiven uitgevoerd naar Irak. Een zo’n Irakees kwam hier al wat langer. Aardige man, vond hier werk bij een kweekstation en speelt zelfs met duiven.
Nadien kwam hij met een Irakese ‘vriend’ die hier een hok had. Makkelijk, want daarop konden ze voortaan de hier gekochte duiven onder brengen.
Ze kochten samen(?) wat jongen en de ‘vriend’ stond er zo op om vooruit te betalen dat ik het achterdochtig vond. Terecht zou blijken.
EN TOEN
Korte tijd later de telefoon. Het was ‘de vriend’ van de Irakees. Hij was op weg naar D in Beerse om er duiven te kopen maar was zijn portemonnee vergeten. Of hij het geld kon komen halen dat hij en zijn vriend hier hadden gelaten. Natuurlijk, het was hun geld.
En zo gebeurde. Weer was het een tijd stil, toen een telefoontje van de eerste Irakees, de man die hier al jaren kwam. Of hij de bestelde jonge duiven kon komen halen. Graag!
Hij kwam, de duiven werden bekeken, goedgekeurd, ingeladen en vervolgens wilde hij diep buigend afscheid nemen.
‘Vergeet je niets?’ vroeg ik hem voordat hij door de poort verdween.
Niet begrijpend keek hij me aan.
‘Afrekenen’, zei ik en maakte het universeel bekende gebaar met duim en wijsvinger. ‘Die duiven zijn toch al betaald?’ zei hij met oprechte verbazing.
Hij werd lijkbleek toen ik hem vertelde dat zijn vriend het geld al had opgehaald. Hij belde hem maar die verbrak de verbinding. Hij belde vrienden van zijn ‘vriend’, zelfs diens ouders, maar alles vergeefs. Hevig ontdaan vertrok hij.
JAPAN
Twee keer ben ik in Japan geweest. Wat een beschaafde mensen daar.
Kerels van een jaar of twintig die diep buigen als ze elkaar tegen komen was wennen. Een land zonder noemenswaardige criminaliteit evenzeer.
Uiteraard werden hokbezoeken afgelegd en telkens (een keer ook voor metgezel Bosua) was het schrikken hoeveel duiven die gasten hebben. Liefhebbers met pakweg 20 vliegduiven, ik geloof niet dat die daar bestaan.
Vooral een bezoek aan Masuda staat me nog bij. Die kocht hier destijds zowat alle Nationale winnaars.
Toen we voor zijn hokken stonden wees hij naar een aantal duiven op het dak en mompelde wat: ‘’1e Nationaal Sint Vincent, 1e Nationaal Barcelona, 2e Nationaal Dax’ enzovoorts. Niet begrijpend keek ik hem aan. Duiven die een vermogen hadden gekost en daar nu vrij rond vlogen? Toen legde hij uit.
TERUG
Het waren stokoude duiven die niet meer bevruchtten. Omdat ze toch geen nut meer hadden had hij ze los gelaten. Samen met hun partner die daar wel bleef. De meeste van die ‘dure mannen’ zag hij nooit meer, maar van de weinige die niet verloren gingen deden sommige weer wat ze lange tijd verleerd leken: Bevruchten! Daar waren geen pillen of spuiten aan te pas gekomen, gewoon los gelaten, vanwege ‘toch niets te verliezen’.
DE ZOVEELSTE
Begin deze eeuw was tegen X amper te vliegen. Ook omdat hij zo weinig duiven had bleef hij echter onder de radar en vandaar dat je er voor weinig geld kwaliteit kon kopen. Maar dat zou veranderen. Hij kreeg zowaar een Olympiadeduif en daarmee veranderde zijn leven. De kopers struikelden over elkaars benen. Hij kon bijna vragen wat hij wilde, hij kreeg de jongen niet aan gekweekt. En al gauw had hij tientallen kweekkoppels in plaats van vijf.
Een half mensenleven had hij keihard gewerkt voor weinig geld en nu hij de kans had wilde hij geen dief zijn van zijn eigen portemonnee.
De resultaten werden wel steeds minder, maar dat kwam wel goed. Dacht hij.
Toen ik hem na vele jaren weer bezocht was veel veranderd. Zijn huis opgeknapt, een dure auto voor de deur, heel zeker een vette bankrekening, maar hij zag er ietwat ontredderd uit. Duiven had hij niet meer.
LES
Zo iets gebeurt vaker. Mensen gaan goed spelen en krijgen te maken met iets wat nieuw voor ze is: Vraag naar duiven en geld. Soms veel geld. Dan maar meer kwekers. En nog meer. Tot… het moment gekomen is dat de prestaties zo ver ondermaats worden dat men er niet meer tegen kan en men zich vertwijfeld afvraagt ‘wat er met die goede soort van vroeger is gebeurd’.