- vrijdag 02 februari 2024
Selecteren is één van de moeilijkste dingen, maar is volgens mij (samen met koppelen) het belangrijkste in de duivensport. Niet goed selecteren betekent geen of slechts kortstondig succes. De al jaren in kampioensstijl spelende liefhebbers hebben het selecteren vrijwel altijd onder de knie en laten in veel gevallen vooral de mand en vaak ook hun gevoel het werk doen. Een bekende uitspraak is "de mand is de beste keurmeester". Dus selecteren van de duiven op basis van hun prestaties. Maar dit selectiecriterium gaat in ieder geval al niet op voor het selecteren van jonge duiven. Ik ben van mening dat veel jonge duiven worden uitgeselecteerd die zouden kunnen uitgroeien tot goede of zeer goede vliegers. Anderen, vooral degenen die niet met de jonge duiven spelen, laten de afstamming weer zwaarder wegen en weer anderen kijken met name naar de lichaamsbouw en gezondheid.
Niemand kan met 100 % zekerheid zeggen wat een goede postduif is, maar er zijn wel zeker mensen die de bal vaker raak dan mis slaan. Zij hanteren hiervoor dikwijls verschillende theorieën zoals de ogentheorie, vleugeltheorie, kelentheorie, enz. Maar meestal bezitten deze mensen nog iets extra's. Dit extra's wordt meestal benoemd als fingerspitzengefühl, ook wel als feeling of intuïtief aanvoelen aangegeven. Deze extra eigenschap heb je of heb je niet, het laat zich moeilijk beschrijven en is niet aan te leren. Al wordt dit gevoel volgens mij wel aangescherpt wanneer je veel goede duiven in je handen hebt gehad.
Bij het selecteren c.q. beoordelen van de duif maak ik gebruik van alle hierboven genoemde aspecten en theorieën aangevuld met fingerspitzengefühl. Voor 75% tellen voor mij prestaties, afstamming, lichaamsbouw, gezondheid (vitaliteit). Voor de overige 25% laat ik me leiden door het oog en mijn gevoel bij de desbetreffende duif. Met deze methode van beoordelen durf ik uit ervaring te stellen dat ik tussen de 80 en 90 % van de duiven die mij ter beoordeling worden aangeboden op hun juiste waarde taxeer. Een 100 % score zou natuurlijk nog mooier zijn, maar dat is onmogelijk. Er blijft immers een zeer belangrijk aspect over en dat is het oriëntatie vermogen. Al is de duif nog zo perfect gebouwd, zonder een goed oriëntatie vermogen is die waardeloos. Wat er in het kopje van de duif zit kan niemand zien, daar kun je alleen naar raden. Daar heb je de mand toch echt bij nodig! In de afgelopen 15 jaar heb ik ongeveer 150.000 duiven in handen gehad. Al doende heb ik mijn werkwijze geleidelijk aan steeds verder ontwikkeld en verbeterd. Vanaf het begin heb ik de duiven met punten gewaardeerd. Verschillende liefhebbers willen graag uitleg bij die puntentoekenning en daarom heb ik besloten dit op mijn website uiteen te zetten.
Een duif zonder fouten in zichtbare of voelbare kenmerken krijgt standaard van mij een 8. Wanneer een duif van mij een 8 of minder krijgt adviseer ik om er niet uit te kweken, tenzij het een zeer goede vlieger betreft. De enkele goede vlieger die ik aantref met een lagere waardering dan een 8 betreft meestal een duif die vrijwel alleen op het korte werk ( max. 4 uur vliegen) zijn beste prestaties heeft behaald. Er zijn (vooral in België) soms hokken vol duiven die volgens mijn beoordelingsmethode nauwelijks een 8 krijgen, maar die op de sprint menige kopprijs wegpakken. Voor het vliegprogramma dat wij in Nederland kennen kom je met zulke duiven meestal niet ver. Het zijn ook juist deze hokken die met een zgn. rampvlucht de grootste verliezen lijden.
Vervolgens beoordeel ik de duif op een aantal essentiële kenmerken. Mankeert er iets aan de lichaamsbouw, bijvoorbeeld een slap frame of de bek open bij lichte druk op de rug, helt de duif voorover en/of is één en ander niet in verhouding (geen goede aerodynamische vorm) gaat er ¼ af. Niet gesloten stuitbeentjes zie ik niet zo graag, maar ik kom er toch ook wel goede duiven onder tegen, dus daarom reken ik het ze dat ook niet te zwaar aan. Dat laatste is ook iets dat kan variëren onder de omstandigheden, bijvoorbeeld een duivin die moet leggen of net gelegd heeft of in de ruitijd.
Ogen. Een kaal/flets oog met weinig zichtbare bloedvaatjes in de iris, met weinig glans, een grote pupil en/of een domme uitdrukking is ¼ er af.
Korte en/of nauwelijks voelbare spieren zijn duiven met een kleine tank, dus beperkt in hun mogelijkheden. Omdat deze beperking niet speelt voor vluchten waarvoor weinig brandstof nodig is is, reken ik het niet als fout. Een zeer hoge beoordeling kunnen deze duiven echter niet krijgen. Bij moeilijke vluchten blijven deze duiven immers weg of kunnen pas weer terug komen als ze onderweg hebben bijgetankt. De leeftijd van de duif weeg ik bij het beoordelen van de spieren wel mee. Dat kan ook ten positieve zijn. Ik ben al meerdere malen topduiven tegen gekomen op een leeftijd van 12 tot wel 16 jaar oud waarbij de spieren nog steeds zeer goed aanvoelden. Deze duiven waren onder andere de Agnes van Gerrit Veerman (duivin van het wereldberoemde Betuwekoppel) en de Zoon Japanner van Team Vollebregt, stamduif van een topkolonie kilometervreters. Foto's van deze twee uitzonderlijke duiven heb ik hieronder geplaatst.
Kwaliteit bevedering. Droge dorre pluim, en weinig of geen glans op de veren, 1/4 er af. Hier heeft de liefhebber overigens wel flink wat invloed op. Zitten zulke duiven echter op een hok tussen voor het merendeel duiven met zachte, enigszins vettige en glanzende pluim telt dat voor mij extra zwaar.
Is de voorarm (de vleugelboeg) van de slagvleugel lang en dun en niet in verhouding met het lichaam, is er sprake van een slecht gesloten vleugel (de eerste zes slagpennen moeten een volkomen gesloten oppervlak vormen), of heeft de duif een lange achtervleugel dan is dat geen voordeel.
Alles bij elkaar opgeteld zou een duif middels mijn beoordeling met alle bovenstaande fouten/gebreken een 7 krijgen. In de praktijk geef ik dergelijke duiven waaraan niets goeds valt te ontdekken helemaal geen cijfer. Dergelijke duiven horen immers niet thuis op een hok waar serieus aan wedvluchten wordt deelgenomen.
Agnes - Gerrit Veerman
Wat vind ik goede en hele beste duiven? Alle duiven vanaf een 8 zijn in mijn ogen zondermeer geschikt om te mogen blijven en mee te vliegen. Kweken doe je mijn inziens alleen met je beste duiven, dus met duiven die van mij in ieder geval een 8+ krijgen. Wanneer krijgt een duif meer dan 8 punten?
Spieren. Mijn inziens het belangrijkste onderdeel. Er komt ¼ bovenop als de duif goed tot zeer goed gespierd is. Lange goed voelbare spieren die langs het gehele borstbeen lopen.
Ogen. Er komt ¼ bovenop als de duif een goed tot zeer goed oog heeft (onder andere veel pigment, goed doorbloed en een kleine beweeglijke pupil). De ogentheorie neem ik hierbij wel serieus, maar niet tot in ieder detail. Daarnaast zegt de intensiteit van de oogkleur ook veel over de vitaliteit.
Lichaamsbouw/Vleugels/pluim. Er komt ¼ bovenop als de duif een zeer goed gebouwd lichaam, vleugel en/of zachte pluim heeft. Daarnaast zie ik graag veel pigment, hetgeen een kenmerk is van een grote vitaliteit.
Een duif met bovengenoemde extra’s kan dus maximaal een 9- kan halen wanneer deze onbevlogen is en er van de kweekwaarde nog niets bekend is.
Betreft het daarnaast ook een goede vlieger (winnaar van 1e en kopprijzen in groot verband) komt er een ¼ bij. Heeft de duif ook nog eens goede nazaten gegeven komt er nog een ¼ punt bij.
Op basis van bovenstaande puntentoekenning heb ik dus weleens een 9 + gegeven. Maar dat dat komt zelden voor. De hoogste waardering die ik tot nu toe heb gegeven was een 9 ½. Dat betrof dan asduiven, stamvaders en stammoeders van topkolonies. Die zijn zeer dun gezaaid. En een 10 bestaat niet. Dat heb ik niet van mezelf maar van de beroemde geneticus professor Anker. Deze zegt in zijn boek “de kunst van het kweken” (dat hij samen met Steven van Breemen schreef) dat het uitgesloten is dat er duiven bestaan die alleen maar positieve eigenschappen bezitten.
Ik weet dat ik me met bovenstaande beschrijving van mijn wijze van beoordelen c.q. selecteren de kritiek van sommige (waarvan enkele zeer bekende) liefhebbers op de hals haal, maar ik ben er van overtuigd dat deze wijze van selectie zijn vruchten afwerpt en ik kan dat ook bewijzen.
Zoon Japanner Team Vollebregt
De op deze pagina getoonde duiven zijn uitzonderlijke duiven. Met beiden is nooit gevlogen, maar het betreft buitengewone kweekduiven die heel sterk vererven. Ze zijn beiden ouders, grootouders en overgrootouders van honderden zeer goed presterende duiven. Op de foto's zijn de extra's goed zichtbaar. Let bijvoorbeeld op de zeer goed doorbloede ogen en de brede zwarte band (pigment) aan de staart. Zoals gezegd waren de spieren van beiden op hoogbejaarde leeftijd nog zeer goed voelbaar. Agnes legde niet meer toen ik haar op 12 jarige leeftijd in handen kreeg. De Zoon Japanner bevruchtte op zijn 12e jaar nog elk eitje.
Tot slot wil ik nog vermelden dat ik de duiven alleen beoordeel, maar dat ik de betreffende liefhebber zelf de keuze laat maken welke duiven hij weg doet. Voor de ene liefhebber zal dat betekenen dat hij alle duiven onder de 8 weg doet en bij een ander gaan de duiven met een 8 of een 8+ ook weg. Voor een programma speler kan dat wel het risico inhouden dat hij een bruikbare of soms zelfs goede duif weg doet. De prestaties moeten mijn inziens dan de doorslag geven bij de selectie.
Met dank aan Gerrit Veerman en Louis Vollebregt voor de foto's van hun duiven.
http://veermanduivenvolendam.nl
http://www.teamvollebregt.nl
de-duivencoach.nl