..
Adres: AV DU CORPS FRANC POMMIERS – BIZANOS.
+43.18.22 ---- - 00.19.22
.
Allen veel succes !
Hub Wetzelaer, Pr. ZLU vluchten.
|
We hebben dit weekend niet meegedaan met onze reguliere vliegduiven. Nadat we donderdag vlak voor het inkorven het bericht kregen dat alle NPO vluchten waren gecanceld, was eerst het plan om al onze duiven op Grevillers (270 km) te spelen. Toen we vrijdag echter lazen dat het heel onzeker zou zijn of er dit weekend wel duiven gelost konden worden, hebben wij besloten om de duiven een weekje vrij af te geven.
Gelukkig is alles goed afgelopen maar voor hetzelfde geld hadden de duiven weer terug naar huis gekomen. Het risico van “heen en weer slepen” en ook nog eens een slechte vlucht was mij veel te groot. Onze focus is dagfond en over 14 dagen gaan we het gewoon weer opnieuw proberen. Maar ben heel blij voor iedereen dat het toch nog een mooie vitesse vlucht is geworden.
Wij hadden wel 16 duiven ingekorfd maar dat ploegje bestond uit 14 late jongen en 2 oude duivinnen die bij de jonge duiven wonen. De late jonge zijn de hele winter bijna iedere dag los geweest en door mijzelf dit voorjaar een keer of vier opgeleerd met de botte bijl. Ze zijn tot nu toe 2 keer met de midweekse opleervluchten mee geweest en afgelopen vrijdag voorzien van een chipring. De 2 oude duivinnen die we hadden ingekorfd zitten dus bij de jonge duiven, één daarvan is lesbisch en niet geschikt voor het weduwschapspel, maar wel een prima vlieg duivin en de andere heeft een serieus vleugel probleem.
We hadden dus eigenlijk maar één duif mee voor het duivensport spelletje. Dat was dan ook onze eerste duif en die vliegt nog een leuke prijs in de club. Ze vliegt de 33e prijs van 717 duiven. Geen verkeerde uitslag met één normale vliegduif mee.
Maar waar we heel erg van genoten hebben is onze 2e duif,een super laat doffertje, die ook prijs vloog. Hij is echt een super laatje, ik denk van eind oktober. Hij komt van onze beste kwekers en we hebben van dit koppel nog 3 broers en 2 zussen op het vlieghok zitten. Hij draagt nog zijn jonge duivenpak en begint net zijn 1e pennen te gooien. Toen die ploeg laatjes al volop uit vlogen moest hij nog gespeend worden.
We hebben eigenlijk geen plaats voor die late duifjes. De late duivinnetjes hebben we verdeeld over onze reguliere vlieg duivinnen en de jonge duiven .De late doffertjes zitten in een open opslag hokje waar ze niet uit kunnen vliegen ,vlak boven een sloot. We zijn tot nu toe 3 jaarling doffers kwijtgeraakt en hebben dus 3 broedbakken leeg op het vlieghok.
Enkele weken terug heb ik zo’n lege broed bak aan een laat jong doffertje gegeven. Dat deed ik op vrijdag toen de rest van de weduwnaars in de mand zaten. Deze jonge doffer deed het goed en wist zich te handhaven ,daarom besloot ik verleden week weer een laat jonge doffertje in een andere lege broedbak te plaatsen.
Dat lukte ook weer en afgelopen week is hij elke dag met de andere weduwnaars gaan trainen en hij deed dit meer dan geweldig. Het is een klein krasbont doffertje met 2 hele witte vleugels dus je ziet hem tussen de groep vliegen als geen ander.
Afgelopen vrijdagavond kreeg hij zijn duivin voor het eerst ,een chipring om en hup de mand in. En gelijk 2 nachten mand voor zijn kiezen. Het was vandaag een prachtig mooi vluchtje, dus toen we onze 1e getekende binnen hadden verwachtten we eigenlijk geen laatjes die prijs konden vliegen. Maar wie zagen we op een gegeven moment met grote klappen uit het noorden terug komen vliegen? Het bonte late doffertje. Hij heeft amper enige vliegervaring en dan met zo’n mooie vlucht gewoon prijs vliegen. (114e van 717 duiven). Zijn zusje een laatje van een ronde eerder vloog trouwens ook prijs( 126e) . We zijn nu nog één laat duivinnetje kwijt en de rest is allemaal weer thuis. Volgende week gaan al die laatjes naar de midfond en ben zeer benieuwd hoe het met dit groepje laatjes gedurende het vliegseizoen verder af gaat lopen. Voorlopig ben ik behoorlijk verbaasd wat ze tot nu toe hebben laten zien.
Iedere duivenliefhebber weet, hoe oneindig groot het aantal kleuren bij post- en sierduiven feitelijk is; de vogels van een duivenliefhebber, die zuiver voor zijn persoonlijk genoegen een aantal duiven rond huis, en hof heeft vliegen en iedere duif met zijn zelf gekozen duivin laat paren, waardoor lukrake kruisingen ontstaan, tonen ons de meeste vreemde maar daarom niet minder interessante kleuren en tekeningen. De sportfokkers, hebben echter, al lang voordat de wetenschappelijke onderzoekers op dit terrein hun uiterst belangrijke werk begonnen, ingezien, dat er slechts enkele hoofdkleuren hij duiven vielen te onderscheiden, met daarnaast de zogenaamde tussenkleuren, die zij zuiver konden doorfokken, of vrij eenvoudig konden scheppen door paring van bepaalde grondkleuren met deze tussenkleuren, of de tussenkleuren onderling.
De rest van alle mogelijke, of beter geschreven onmogelijke kleuren werd verbannen, niet erkend, ook al, omdat de fokkers tot de ontdekking waren gekomen, dat deze kleuren voor het fokken van vogels met ‘sterke’ standaardkleuren toch niet waren te gebruiken.
Waar al die kleuren vandaan kwamen, wist men niet en er werd verder ook niet over nagedacht; de ‘miskleurige’ vogels gingen de een na de ander een gewelddadige dood tegemoet?
Eerlijkheidshalve moet worden gezegd, dat over het ontstaan van de kleurenrijkdom van post- en sierduiven, ondanks alle onderzoekingen, tot nu toe nog geen zekerheid is. Volgens een veronderstelling, die toen onder invloed van de leer van Charles Darwin vooral opgang maakte, zouden de tamme duivenrassen alleen maar die veerkleuren kunnen tonen, die in meer of minder bedekte vorm bij de wilde rotsduif (Columba livia) voorkomen. Door de jongste ontdekkingen op lectuurgebied betreffende tamme duivenrassen is deze stelling op losse schroeven komen te staan en wordt aangenomen, dat niet alleen de wilde rotsduif de stamvader van onze duivenrassen is geweest. De veerkleuren van de tamme duivenrassen zijn bovendien groter in aantal, dan de kleuren van het gevederte van de wilde rotsduif.
De helaas uiterst zeldzaam voorkomende melkvaalblauwe Brunswijker Baardtuimelaar met zijn gelijkmatige melkblauwe (taptemelk) kleur, zonder vleugelranden, de ivoorkleurige Maanduif met zijn over de borst lopende, scherp begrensde halve maan tekening in goudgeel of kastanjebruin, de zeer zachte zilverblauwachtige kleur van de Damascener, een kleur, die uniek is in het kleurenpalet van de duivenrassen, maar die een donker ondergevederte draagt en de ijsblauwe kleur bij IJsduiven en Gallicische Zilvereksters zijn kleurrijke verschijningsvormen, die maar nauwelijks in het afstammingspatroon passen. Naast de kleurenrijkdom, die door afstamming is ontstaan, zijn gedurende de meer dan 2000 jaar oude domesticatie en de daarmee verbonden rasontwikkeling veel mutaties opgetreden, die door de fokkers angstvallig zijn vastgehouden en verder gefokt.
Ieder duivenras heeft zijn eigen ‘standaard’ kleuren, die vaak weinig van elkaar afwijken en terug te voeren zijn op de hoofdkleuren of te wel de fundamentele kleuren.
Fundamentele kleuren zijn: zwart, bruin en rood.
Pigment
De kleuren in de veren en ogen bij duiven worden veroorzaakt door bepaalde kleurstoffendragers, microscopisch kleine gekleurde korrels, die in de mergcellen zetelen.
De zwarte pigmentkorrels zijn verantwoordelijk voor de zwarte veerkleur; de bruine (chocoladebruin) meer staafvormig, zijn diep bruin, kleurecht en bestand tegen alle chemische invloeden; de rode zijn roodachtig bruin. Onder invloed van erfelijke factoren kunnen nu deze ‘fundamentele kleuren’ veranderingen ondergaan, maar steeds blijft hetzelfde pigment zijn werk doen.
Structuurkleuren
De nauwgezette lezer zal al hebben opgemerkt, dat bij de hiervoor genoemde fundamentele kleuren de kleur blauw niet is opgesomd, hoewel dit één van de hoofdkleuren van alle duivenrassen is! Blauw pigment bestaat echter niet. Blauw is niets anders dan zwart pigment, dat op een bepaalde manier is samengetrokken; bij zwart is het pigment namelijk gelijkmatig door de cellen verspreid, maar hij blauw zijn de pigmentkorrels dicht op ernaar gepakt in het midden van elke cel en door deze samentrekking van het pigment ontstaan een zeker kleureffect, dat wij, mensen, blauw noemen. Zo’n kleur duiden we aan met de term structuurkleur.
Door de mogelijkheid van samentrekking of spreiding, want dat kan ook, van het pigment, kunnen wel veel schakeringen tussen zwart en blauw ontstaan, hetgeen de duivenliefhebber in de praktijk vooral tegenkomt.
Verdunning van pigment.
Behalve door structuurveranderingen van het pigment, kan ook nog kleur verandering optreden door verdunning van het pigment.
Alle fundamentele kleuren en de structuurkleur blauw kunnen op twee manieren te voorschijn treden, namelijk als intensieve en als verdunde kleur. Genetisch bestaan er nog twee kleuren, namelijk bruinzilver en roodzilver, waardoor in totaal 6 intensieve kleuren bestaan en waarmee ook 6 verdunde kleuren corresponderen.
Wanneer we de gevlekte vogels buiten beschouwing laten, zijn deze kleuren weer in 2 groepen onder te brengen, namelijk geband en eenkleurig, die we weer onderverdelen is intensief en verdund.
Geband |
Eenkleurig |
||
Intensief |
Verdund |
Intensief |
Verdund |
Blauw |
Blauwzilver |
Zwart |
Dun |
Bruinzilver |
Lichtbruinzilver |
Bruin |
Lichtbruin |
Roodzilver |
Geelzilver |
Rood |
Geel |
Dit 12-tal kleuren vormt het basismateriaal, waarmee en waaruit alle kleurcombinaties zijn opgebouwd, met uitzondering van wit, dat geen kleur is, maar een afwezigheid van kleur aangeeft.
Alvorens ons te storten in de schema ‘s, die zo eenvoudig mogelijk zijn opgezet, om zo snel mogelijk een inzicht te krijgen in de gedragingen van de kleuren bij duiven, moeten we toch nog even teruggrijpen naar het ontstaan van de vogel en de grondbeginselen van de erfelijkheidsleer. Aangetoond is, dat de chromosomen van zeer groot belang zijn, maar de geslachtschromosomen zijn voor de duivenfokker wel van het allergrootste gewicht. In deze geslachtschromosomen zitten namelijk nog verschillende anders erffactoren, dan die het toekomstige geslacht van de jonge duif bepalen en die met de samensmelting van zaad- en eicel overgaan op het jonge dier.
Fokzuiver of fokonzuiver voor kleur.
Mist een jonge duif een geslachtschromosoom, omdat hij ontstaan is uit de eicel zonder dat geslachtchromosoom, dan mist hij vanzelfsprekend ook de met dat geslachtchromosoom onverbrekelijk verbonden erffactoren, met alle gevolgen van dien en dat kunnen grote zichtbare gevolgen zijn! Een dergelijke duif noemt men dan fokonzuiver voor alle erffactoren, die met dat geslachtchromosoom zijn verbonden. Een van deze erffactoren die zo’n duif kan missen, is de factor voor kleurdiepte, de zogenoemde intensiviteitfactor.
Mist hij die aan het geslachtchromosoom gebonden erffactor voor kleurdiepte niet, dan is de vogel fokzuiver voor kleur te noemen.
schema’s 8 -13 geven nu aan, welke kleuren bij duiven te verwachten zijn, wanneer de factor voor kleurintensiviteit al dan niet optreedt.
Schema 8 geeft de paring aan van fokzuivere, intensieve gekleurde doffer (zwart, rood, bruin of blauw), met een intensief gekleurde duivin van dezelfde kleur als de doffer (zwart, rood, bruin of blauw). Alle jongen, voortgekomen uit fokzuivere, intensief gekleurde doffers x intensief gekleurde duivinnen, zijn dan gelijk gekleurd als de ouders. In de helft van de combinatiemogelijkheden kan de moeder een geslachtchromosoom aan haar nakomelingen meegeven, de andere helft krijgt dat niet mee en mist dus eveneens de hieraan gekoppelde erffactor, waardoor deze jongen duivinnen, zullen zijn. De fokzuivere doffer zorgt ervoor, dat de kleurdiepte over alle jongen gelijk is.
Schema 9 geeft de paring aan van fokonzuivere, intensief gekleurde doffer intensief gekleurde duivin. Aan het uiterlijk van deze doffer is dit niet te zien maar de ontwikkelingssamenstelling van deze vogel is geheel anders, dan die van de jongen. Uit deze paring kunnen 4 verschillende ontwikkelingssamenstellingen komen en wel:
1. Fokzuivere jonge doffer
2. fokonzuivere jonge doffer
3. intensief gekleurde jonge duivin
4. verdund kleurige jonge duivin
De jonge doffers 1 en 2 zijn uiterlijk weer niet van elkaar te onderscheiden, maar in erfelijke aanleg verschillen ze wel degelijk! Wie van hen beiden fokonzuiver blijkt te zijn, zal de toekomst leren, wanneer beide gepaard worden aan een intensief gekleurde duivin van dezelfde kleur, als de doffer zijn.Gedragen de jongen hiervan zich als schema 8, dan is de gebruikte doffer fokzuiver; valt er plotseling een verdund kleurig exemplaar waar te nemen, dan is die gebruikte doffer fokonzuiver en is schema 9 van toepassing. De verdundkleurige jonge vogel is altijd een duivin; de verdunde kleur is in dit geval aan het geslacht gebonden; dit wordt nu de geslachtgebonden eigenschap genoemd. Wanneer bij een duivenfokker uit twee intensief gekleurde gelijke ouders verdund kleurige jongen worden geboren, dan is de fokker ervan overtuigd, dat de doffer van het ouderpaar fokonzuiver is en dat de verdundkleurige jongen duivinnen zijn! Gemakkelijk, want sommige sierduivenrassen geven hun geslacht op jonge leeftijd maar zelden bloot en de fokker moet soms maanden wachten, voordat hij definitief kan zeggen, wat een doffer en wat een duivin is. De jonge intensief gekleurde doffers zijn voor de helft fokzuiver, voor de andere helft fokonzuiver.
Wat gebeurt er nu, wanneer de fokker een fokzuivere, intensief gekleurde doffer paart aan een dergelijk verdund kleurige duivin. Schema 10 laat dat zien.
Fokzuivere, intensief gekleurde doffer x verdund kleurige duivin geeft intensief gekleurde jongen in beide geslachten, waarvan echter de jonge doffers alle fokonzuiver zijn. Maar nu paart de fokker een fokonzuivere intensief gekleurde doffer aan een verdund kleurige duivin:
schema 11 geeft aan wat er dan gebeurt.
Fokonzuivere, intensief gekleurde doffer x verdund kleurige duivin geeft tal van combinaties:
1. fokonzuivere, intensief gekleurde doffer,
2. fokzuivere verdund kleurige doffer,
3. intensief gekleurde duivin,
4. verdundkleurige duivin.
Op deze manier ontstaan dus gele, zilverkleurige, dunkleurige doffers. Van beide zijden mist deze doffer het geslachtchromo-soom, zodat hij wel verdundkleurig moet zijn. Vroeger klaagden de liefhebbers, dat er slechts verdundkleurige duivinnen tevoorschijn traden, maar nu, met behulp van de erfelijkheidleer worden er verdundkleurige doffers aan de lopende band gefokt!Fokonzuivere, intensief gekleurde doffer, gepaard aan verdundkleurige duivin geeft dus beide kleuren in beide geslachten; de intensief gekleurde doffers zijn wederom fokonzuiver.
Schema 12 geeft aan welke jongen te verwachten zijn uit de paring verdundkleurige doffer x intensief gekleurde duivin. Van de moeder ontvangt de helft der jongen het enig aanwezige geslachtchromosoom, dat dus intensief gekleurd, maar fokonzuiver zal zijn, de andere helft ontvangt helemaal geen geslachtchromosoom en deze jongen zullen dus verdundkleurig en allemaal duivinnen blijken te zijn. Verdundkleurige doffer, gepaard aan intensief gekleurde duivin geeft alleen intensief gekleurde, maar fokonzuivere doffers en verdund kleurige duivinnen.
Schema 13 geeft aan, dat er uit paring van twee verdundkleurige duiven nooit en te nimmer intensief gekleurde jongen worden geboren, omdat ze beide de intensiviteitfactor missen, zodat zij ook onmogelijk op hun nageslacht deze factor kunnen overbrengen. Vertelt een liefhebber u, dat hij uit twee gele vogels een rood exemplaar heeft gefokt, dan speldt hij u iets op de mouw, hij kent de wetten van de erfelijkheidsleer niet, of er loopt in de volière een felle rode doffer van hetzelfde ras rond, die het met de huwelijkstrouw niet zo nauw neemt of zelfs niet eens gepaard is, of ‘over’ is.
Uit de schema’s blijkt ook nog, dat bij het fokken van verdundkleurige duiven het eerste fokseizoen slechts gedeeltelijke resultaten te behalen zullen zijn, wanneer het om verdundkleurige vogels gaat. Doorzetten! een volgend seizoen, dat is het enige middel om tot succes te komen. Verdundkleurige exemplaren onder elkaar paren geeft veelal op de duur teleurstelling. De vitaliteit, de kracht en de grootte lopen dan terug, zodat zowel intensief gekleurde als verdundkleurige vogels van het zelfde ras worden gefokt, om zo verdunde kleur in stand te houden.
Alvorens de lezer zich stort in de meer ingewikkelde materie betreffende de erfelijke gedragingen van kleuren bij duiven, is het raadzaam de schema’s 8 -13 nogmaals goed te bestuderen, zodat de duivenfokker-lezer tenslotte volledig uit het hoofd de uitkomsten van deze 6 paringen kan opzeggen en verklaren. Een soort examen dus, waarmee u echter eer inlegt bij besprekingen met collega fokkers, op de tentoonstellingen, bijeenkomsten en in uw eigen volière!
Zwart
Zwart is de sterkste vorm van pigment en het sterkste zwart, dat dominant of overheersend is over alle kleurfactoren is een kleur, dat als ‘metaalglans’ vooral voorkomt op kop, hals en borst. Meestal zijn de slagpennen en staartpennen iets doffer van kleur, maar in veel duivenrassen is de zwarte kleurslag de laatste jaren geweldig opgevoerd, zodat we werkelijk van lakzwarte kleur kunnen spreken. Met behulp van een doekje dat in azijn is gedompeld, is de lakzwarte kleur nog op te jagen, hetgeen voor de tentoonstellingen als make-up’ toegestaan is. Schoensmeer echter is uit den boze! De beste methode, om prima zwart te fokken is zwart x zwart, dat mits fokzuiver en hierom gaat het vaak, uitsluitend zwarte nakomelingen geeft (zie schema 14). Vleugelduiffiguurtjes, waarbij de fokker steeds op kleurdiepte en groene keverglans op nek, kop en hals let en de doffe zwarte kleur, zo dat nog vaak bij kropperrassen (Hollandse kroppers!) voorkomt, uit zijn stamvogels weert. Ook kruising met dunkleur is mogelijk, maar omdat deze kleur geslachtgebonden is, zal de beste combinatie luiden: zwarte doffer x dunkleurige duivin (zie schema 15), die zwarte jongen in beide geslachten oplevert. Dunkleurige doffer x zwarte duivin geeft zwarte doffers en dunkleurige duivinnen (zie schema 16).De zwarte doffer, een jong van schema 16, die dus een dunkleurige vader had, gepaard aan een zwarte duivin, om het even of dat nu zijn moeder, zuster, nicht, of volkomen vreemde duivin is, geeft fokzuivere en fokonzuivere zwarte jongen doffers, die uiterlijk weer niet van elkaar zijn te onderscheiden, maar in erfelijke aanleg volkomen verschillende zijn, en zwarte en dunkleurige jonge duivinnen, (zie schema 17) en volgt daarom gewoon de grondregel van schema 9, die u al uit het hoofd kent! Ook omgekeerd, een zwarte doffer, een jong uit schema 15, die dus een dunkleurige moeder had x een zwarte duivin, geeft eveneens fokzuivere en fokonzuivere zwarte jonge doffers, zwarte en dunkleurige jonge duivinnen. Naast fokzuivere zwarte doffers bestaan er dus genetisch nog fokonzuivere zwarte doffers, zoals hierboven is aangetoond, afkomstig uit dunkleurige x zwarte, of zwarte x dunkleurige kleurkruisingen.Zwart is vervolgens ook nog te kruisen met andere kleuren en het spreekt nu vanzelf dat dergelijke ‘kleurgekruiste’ doffers weer anders van genetische samenstelling zijn, zoals we later zullen tegenkomen!Wie daarom een zwarte doffer, van welk duivenras ook, koopt, kan voor zeer veel kleurverrassingen komen te staan!
Zwart x blauw is mogelijk, wanneer wit tevens een gedeelte van de kleur van het gevederte uitmaakt; het witte gedeelte van het gevederte ‘verbergt’ andere kleuren en is te vergelijken met een nog niet ontwikkelde foto.Uit de kleurkruising nafok zwart x blauw geven de zwarte exemplaren veel blauwe nafok, maar uit twee blauwe komen slechts zelden zwarte vogels.Vooral bij vleugelduiven is de kruising zwart x blauw te doen gebruikelijk, omdat bij voortgaande zwart x zwart paringen de witte vleugelbanden steeds smaller worden en tenslotte verdwijnen. Kruisingen met blauw voorkomen deze teruggang van de witte vleugelbanden, die hij de blauwe variëteit bijna altijd goed in lengte en breedte zijn. Uit een schraal gebande zwarte vogel x een blauwe zijn exemplaren met goede bandjes te verwachten. Voor de fokzuiverheid van zwart verwijzen we verder naar het onderwerp: zwart en de fokzuiverheid ervan.
Rood
Rood vormt een prachtige kleur bij duiven, is buitengewoon geliefd en komt bij alle tamme duivenrassen voor, vanaf het fraaiste diep kastanjerood tot het meer doffe rood, dat vaak nog een blauwachtige gloed vertoont op sommige, delen van het duivenlichaam.In de postduivensport spelen de kleuren geen belangrijke rol, omdat deze tak van duivenliefhebberij zich volledig richt op de vliegprestaties, maar in de sierduivensport daarentegen is kleur, naast type en structuur wel een belangrijk onderdeel van de liefhebberij, dat vooral hij de groep kleurduivenrassen een allesbeheersende rol speelt.
Helaas is de tijd nog niet rijp voor een volledige ommezwaai in de erkenning van fraaie kleuren bij de overige sierduivenrassen, die vooral in rood vaak bijzonder lelijke en eigenlijk de liefhebberij zelfs afstotende kleurmengelingen laten zien, terwijl dit nu, met behulp en kennis van de erfelijkheidsleer bij duiven, in het geheel niet meer het geval behoefde te zijn.Een jonge generatie duivenliefhebbers volgt de oude echter op, een logisch en tevens een zeer verheugend natuurverschijnsel. Deze jonge generatie verschilt echter hemelsbreed met die van vroeger, is meer realistisch ingesteld opgevoed en bezit meer kennis over talrijke onderwerpen, dan hun ouders, vaak onvoorstelbaar meer. Overal rekent de nieuwe generatie af met oude denkbeelden en begrippen.
De duivenliefhebbers heeft hij de kleur rood te doen met twee genetisch totaal verschillende vormen dominant rood en recessief rood. Populair geschreven: postduivenrood en Sierduivenrood.
Absoluut dominant rood, postduivenrood dus, is geslachtgebonden en uiterlijk vaak niet te onderscheiden van het zuivere niet geslachtgebonden Sierduivenrood. Door de vele en jarenlange kruisingen met beide soorten rood is het thans nog maar moeilijk vast te stellen, met welke vorm rood de fokker te maken heeft, terwijl het zelfs kan voorkomen, dat in één en dezelfde duif beide soorten rood vertegenwoordigd zijn. Dit komt, omdat de beide roodfactoren niet in hetzelfde chromosoom liggen! Dit is geen pas ontdekte stelling, want Dr. J. Metselaar, een naar de USA gemigreerde geneticus, publiceerde hierover al in 1926, in ‘Color beding in Pingen Pluimage’. De duivenfokker zal zich nu afvragen, hoe hij de twee ‘soorten’ rood in zijn rode duiven te weten kan komen; proefparingen wijzen dit onomstotelijk uit! Teneinde rode duiven, van welk ras ook, ‘kleur te laten bekennen’, paart de fokker rood x zwart of zwarte x rood, dan wel rood x blauw of blauwe x rood. Bezit hij naast rode exemplaren geen zwarte of blauwe, dan schaft hij zich deze aan, leent een exemplaar van hetzelfde ras voor korte tijd van een collega-fokker.
Andere foefjes dan proefparingen zijn er niet!
Postduivenrood
We nemen nu eerst het Postduivenrood onder de loep:
Postduivenrood is dominant. Overheersend over zwart, waaronder we mede verstaan alle variaties van egaal zwartkras, donkerblauwkras enz tot blauwband toe.
Fokzuivere postduifrode doffer x postduifrode duivin geeft slechts rode nakomelingen in beide geslachten! Dit gebeurt ook bij fokzuivere sierduif rode doffer x sierduif rode duivin, (zie schema 8), dus hieruit worden we niets wijzer. Nu gaan we dan kleur kruisen!
Postduifrood x zwart en zwart x PostduifroodFokzuivere, postduifrode doffer x zwarte duivin geeft altijd rode nafok in beide geslachten (zie schema 18)! Ten einde het de lezer gemakkelijk te maken zijn hiervoor opzettelijk postduivenfiguurtjes gebruikt. De F1 doffers zijn nu echter fokonzuiver rood
Fokonzuivere, postduifrode doffer x zwarte duivin geeft Zwarte en rode doffers en zwarte en rode duivinnen; beide kleuren dus in beide geslachten, zie schema 19.
Fokonzuivere, postduifrode doffer x postduifrode duivin geeft postduifrode fokonzuivere en fokzuivere doffers, postduiven-rode en zwarte duivinnen, zie schema 20. De postduivenrode vader toont weliswaar rood, maar draagt erfelijk in zich, uit een vroegere generatie (zie de jonge doffers uit de schema’s 18 en 19) zwart bij zich, dat hij niet kan tonen in zijn veren-pakje, omdat postduivenrood nu eenmaal overheerst over zwart.
Zwarte doffer x postduifrode duivin geeft postduivenrode doffers en zwarte duivinnen, zie schema 21.
Blauw x postduivenrood en postduivenrood x blauw
Blauw x postduivenrood en postduivenrood x blauw
Fokzuivere postduivenrode doffer x blauwe duivin geeft postduivenrode nafok in beide geslachten, zie schema 22;
Hollandse en Engelse Dwergkroppers onder andere zullen dit onomstotelijk bewijzen, mits de vader fokzuiver was voor de kleur!
Blauwe doffer x postduivenrode duivin geeft postduivenrode doffers en blauwe duivinnen, zie schema 23.
Engelse Kropperfiguurtjes wegens de geslachtgebondenheid van het postduivenrood! Gemakkelijk voor de fokker, omdat hij op een leeftijd van 14 dagen bij zijn jonge vogels al het geslacht kan zien.
Gedragen de kleuren van de jongen zich uit bovenstaande paringen, zoals de kleuren schema’s aantonen, dan heeft de fokker van welk duivenras ook, of het nu Kroppers, Pauwstaarten, Oudhollandse Meeuwen, Oudhollandse Kapucijnen, Raadsheren, Schoonheidspostduiven, Wratduiven of andere rassen betreft, te maken met postduivenrood en met alle gevolgen van dien! Komen er miskleuren tevoorschijn, dan was de doffer, stamvader niet fokzuiver voor de kleur!
In de praktijk is het echter meestal zo, dat de fokker hij nauwkeurig onderzoek van zijn rood gekleurde duiven al kan vaststellen of hij te doen heeft met postduivenrood, of niet. Bij helder daglicht kan hij nu zijn rode vogels één voor één grijpen en goed onderzoeken en daarbij moet hij ook de binnenvanen der veren niet vergeten.
Postduivenrood openbaart zich namelijk vaak door het optreden van sporen van zwart pigment in de veerkleur, terwijl het zich ook verraadt door een blauwachtige schijn met sporen van donker pigment in slag- en staartpennen.
Walgelijk lelijk zijn deze blauwe gloed en donkere spetten, die enorm veel afbreuk doen aan het geheel. Bij geen enkele reclamecampagne of fabricage van welk artikel ook zou deze kleurmengeling de kooplust der gegadigden kunnen opwekken, maar wij duivenfokkers nemen nog steeds genoegen met deze onverkoopbare waar!
Zodra er maar één zwartachtige kleurspet in een overigens fraai rood uitgevoerd gevederte te bekennen valt, zelfs ook bij kleurduivenrassen en Tuimelaarrassen is postduivenrood in die duif aanwezig, hij toont dit weliswaar nauwelijks of soms in liet geheel niet, maar zal later bij de nafok zijn ware kleur wel degelijk bekennen.
Sierduivenrood
Sierduivenrood is ‘zuiver’ rood, verspreid over het gehele duivenlichaam met inbegrip van een zuiver roodgekleurde staart. Geen ander rood kan zo zuiver worden gefokt, zo vrij van zwart pigment als Sierduivenrood, dat ook totaal vrij is van zwarte of blauwe weerschijn. Bewust zijn bij de behandeling van de intensieve kleuren zwart, rood, blauw en bruinrode Neurenberger Zwaluwduiven, een Kleurduivenras, als afbeeldingen gekozen en bij het gedrag der kleurkruising Sierduivenrood x zwart opzettelijk Oudhollandse Tuimelaar-figuurtjes, omdat we bij de Kleurduiven- en Tuimelaars- en Hoogvliegrassen het fraaie Sierduivenrood in zijn meest vol-maakte en zuiverste vorm kunnen aantreffen. Inderdaad ‘kunnen’ aantreffen, want ook bij deze sierduiven rassen is het Sierduivenrood door vroegere kruisingen, soms vermengd met het verfoeilijke postduivenrood, dat evenwel door een fokker met inzicht is uit te bannen.
Sierduivenrood, recessief rood, gedraagt zich genetisch geheel anders dan postduiven-rood en daarop zijn onze proefparingen juist gebaseerd!
Sierduivenrood x zwart
We gaan nu de volgende kleurkruising uitvoeren:
* fokzuivere sierduivenrode doffer x zwarte duivin geeft zwarte nakomelingen in beide geslachten, zie schema 24. Oudhollandse Tuimelaarfiguurtjes. Dit rood trekt zich terug tegenover zwart bij kleurkruising! Vergelijkt u dit nu eens met schema 18.
* Fokonzuivere, sierduifrode doffer (uit sierd. Rood x sierd. Geel of omgekeerd) x zwarte duivin geeft fokonzuivere zwarte doffers, sierduivenrode en sierduiven gele duivinnen, zie schema 25 en vergelijk dit met schema 19.
* Fokonzuivere sierduifrode doffers komen voort uit diverse kleurkruisingen, zoals we al hebben gezien, namelijk uit de paring:
sierduivenrode, fokzuivere doffer x sierduivengele duivin, zie schema 10;
* fokonzuivere, sierduivenrode doffer x sierduivengele duivin, zie schema 11
sierduivengele doffer x sierduivenrode duivin, zie schema 12.
* Fokonzuivere, sierduifrode doffers komen derhalve meer voor dan menig duivenfokker denkt!
Zwart x Sierduivenrood
Fokonzuivere, zwarte doffer x sierduifrode duivin geeft zwarte nafok in beide geslachten; zie schema 26, en vergelijk dit met schema 14.
Zwart overheerst namelijk over Sierduivenrood, maar niet over postduivenrood, zoals uit de schema’s blijkt!
Sierduivenrood x blauw
Sierduivenrode doffer x blauwe duivin geeft blauwe nafok in beide geslachten, zie schema 27, vedervoetige Saksische Eksterkropper figuurtjes.
Blauw x Sierduivenrood
Blauwe doffer x sierduivenrode duivin geeft eveneens blauwe nafok in beide geslachten, zie schema 28, vedervoetige Saksische Eksterkropper figuurtjes. Deze kleuren zijn niet geslachtsgebonden, terwijl blauw dominant is, overheerst over Sierduivenrood! Vergelijk dit met de schema’s: 22 en 23, waar postduivenrood in het kleurenspel is!
Bezit de duivenfokker rood gekleurde duiven dan kan hij nu aan de hand van bovenstaande kleurenschema’s onmiddellijk uit de nafok opmaken, met welke kleur rood hij te maken heeft. De opmerkzame lezer zal al geconstateerd hebben, dat Sierduivenrood niet alleen voorkomt bij kleurduiven, en Tuimelaar- en Hoogvliegrassen, maar, zoals de kleurenschema’s 27 en 28 aantonen, ook hij sommige Kropperrassen in zijn volmaaktste vorm aanwezig is. Vooral de Duitse Kropperrassen, ontstaan uit kruisingen van oeroude stamvormen van Kropperrassen met Kleurduivenrassen, bezitten veelal een zeer groot percentage sierduivenrood, waardoor hun kleuren zo buitengewoon fraai en intensief zijn, in tegenstelling tot de vaak matige en zelfs uitgesproken onzuivere kleuren, die we vaak tegenkomen bij Hollandse, Holle. Engelse, Engelse, Dwerg-, Gentse en Franse, Norwich Kroppers, waar men zich tot nu toe nog steeds blind gestaard heeft op het type, zodat de kleuren helaas een vrij onbetekenende rol gingen spelen!
Ter verbetering van de houding en beenlengte is in de vedervoetige Saksische Eksterkropper op bescheiden wijze de Engelse Kropper ingekruist, die met veel erffactoren voor postduivenrood dit natuurlijk ook in de vedervormige Saksische Eksterkropper bracht. Door onmiddellijke terugparing der F1 aan de vederv. Saksische Eksterkropper voorkwamen de fokkers, dat het postduivenrood de overhand nam en is er in de huidige, moderne, hooggestelde fijn getailleerde vedervoetige Saksische Eksterkropper gelukkig geen spoor van postduivenrood meer te bekennen. Een bewijs, dat met doelbewuste teeltkeus en selectie, ook op kleur, Sierduivenrood in ieder Kropperras is te verwezenlijken, evenals in alle Struktuurduiverrassen.
Sierduivenrood x dunkleurFokzuiver
Sierduivenrood is vervolgens eveneens goed te kruisen met dun-kleurig, verdund zwart. Hoewel dunkleur bij veel duivenrassen niet als ten-toonstellingskleur is erkend, kan deze kleur voor de fok van grote betekenis zijn. De kleuren schema’s laten zien, welke kleuren de nafok zullen tonen:
Fokzuivere Sierduivenrood doffer x dunkleurige duivin geeft fokonzuivere zwarte doffers en sierduivenrode duivinnen, zien schema 29.
Dunkleurige doffer x Sierduivenrood duivin geeft fokonzuivere zwarte doffers en dunkleurige duivinnen, zie schema 30.
Zoals we vroeger gelezen hebben, noemen we een duif fokzuiver, wanneer de doffer een dubbele hoeveelheid geslachtscellen produceert en fokonzuiver, wanneer de vogel slechts een enkelvoudige hoeveelheid geslachtscellen kan afgeven.
Zodra we een fokzuivere, intensief gekleurde doffer paren aan een verdund kleurige duivin, of een verdund kleurige doffer aan een intensief gekleurde duivin, zijn de jonge doffers steeds fokonzuiver voor de ook al beschreven intensiviteitfactor, die geslachtsgebonden is; zie de tekst en de schema’s 10 en 12.
Zwart en de fokzuiverheid ervan.
Wanneer we nu echter een intensief gekleurde doffer paren aan een intensief gekleurde duivin van een andere intensieve kleur, dan van de doffer, blijft weliswaar de intensiviteitfactor gehandhaafd in de jonge doffers, maar komt de erffactor voor de (intensieve) kleur van de vader in het gedrang en daardoor slechts enkelvoudig in deze jonge doffer terug. Zoals uit de schema’s 24 en 26 blijkt, zijn de doffers uit de kleurkruisin-gen fokzuiver Sierduivenrood x zwart en zwarte x Sierduivenrood alle zwart, evenals de duivinnen. Fokzuiver zijn deze jonge doffers echter niet te noemen voor de kleur zwart, omdat bij deze jonge doffers de erffactor voor zwart slechts enkelvoudig aanwezig is, vanwege de inmenging van het Sierduivenrood, wel voor de intensiviteitfactor!
De intensiviteitfactor daarentegen is in dubbele aanleg aanwezig gebleven, omdat hier geen verdunde kleur in het spel is geweest. Vaak verraadt de opmerkelijk paarsachtige weerschijn aan de hals en nekveren, dat de bewuste vogel uit Sierduivenrood is voortgekomen, want echte, fokzuivere zwarte exemplaren tonen immers een groene halsweerschijn. Wat gebeurt er nu, wanneer de fokker een dergelijk zwarte doffer, voortgekomen uit de paring fokzuiver zwart x Sierduivenrood, of fokonzuiver Sierduivenrood x zwart paart aan een Sierduivenrood duivin?
Fokonzuiver zwart x Sierduivenrood
Fokonzuivere zwarte doffer (uit fokzuivere zwarte doffer x sierduivenrode duivin, of fokzuivere sierduivenrode doffer x zwarte duivin) x sierduivenrode duivin geeft; fokzuivere, fokonzuivere sierduivenrode jonge doffers, fokonzuivere zwarte jonge doffers (onzuiver voor zwart), zwarte en sierduivenrode duivinnen, zie schema 31, Baardtuimelaar figuurtjes.
Het raadsel van de plotseling opduikende fokzuivere sierduivenrode doffers en sierduivenrode duivinnen bij een dergelijke kleurkruising is hiermee opgelost en tevens verklaard, waarmee er uit zwart x Sierduivenrood niet per se altijd zwarte jongen in beide geslachten komen te vallen, zoals schema 26 immers aangeeft.
Fokonzuivere zwarte doffer (uit fokzuivere zwarte doffer x sierduivenrode duivin, of fokzuivere sierduivenrode doffer x zwarte duivin) x zwarte duivin geeft fokonzuivere doffer, zwarte doffer, fokonzuiver voor zwart, zwarte en sierduivenrode duivinnen; zie schema 32
Genetisch bestaan echter behalve 1. fokzuivere 2. fokonzuivere voor kleur en 3. fokonzuivere voor de intensiviteitfactor nog andere zwarte doffers, die en voor de kleur en voor de intensiviteitfactor fokonzuiver zijn!
Deze doffers komen voort uit een paring van een fokonzuivere vader voor de intensiviteitfactor (dus waar altijd een verdunde kleur in het spel is geweest, zoals dunkleurig, sierduivengeel) X duivin met intensieve kleur.
We gaan even terug naar schema 25; uit de paring fokonzuivere sierduifrode doffer x zwarte duivin vallen niet alleen zwarte jonge doffers, die fokonzuiver voor zwart zijn, maar ook zwarte jongen, die zowel voor zwart, als voor de intensiviteitfactor onzuiver zijn! Niet voor niets staan er 2 zwarte jonge doffers afgebeeld!
Dit type, dat derhalve onzuiver is voor 2 factorenparen, is onderling met het oog van andere types te onderscheiden, maar zal in de nafok zijn geheel afwijkende erfelijke samenstelling wel degelijk tot uitdrukking brengen. Genetisch, erfelijk zijn deze doffers verschillend van opbouw, omdat de ene factor verantwoordelijk is voor de kleur zwart, die niet geslachtsgebonden is, de andere factor verantwoordelijk is voor de intensiviteitfactor, die wel geslachtsgebonden is.
Dergelijke doffers komen ook voort uit de paringen: fokzuivere sierduifrode doffer x dunkleurige duivin, zie schema 29 en 30, en fokzuivere sierduifgele doffer x zwarte duivin en omgekeerd zie schema 41.
De lezer ziet dus, dat dit niet alleen theoretische veronderstellingen zijn, maar dat deze typen doffers meer voorkomen, dan men vroeger wel veronderstelde.
Wat gebeurt er nu, wanneer we een dergelijke zwarte doffer, onzuiver voor 2 factoren, paren aan een duivin.
Zwarte doffer, onzuiver voor kleur en voor intensiviteitfactor x sierduifrode duivin geeft;
fokonzuivere zwarte doffers voor de kleur zwart,
fokonzuivere zwarte doffers voor 2 factoren paren, fokzuivere sierduivenrode doffers,
fokonzuivere sierduivenrode doffers, dunkleurige-, sierduivenrode-, zwarte en sierduivengele duivinnen in de verhouding 5:1:1:1.
Een prachtige combinatie derhalve, die de fokker talrijke mogelijkheden geeft, onder andere fokzuivere sierduivenrode doffers oplevert en zelfs, zij het slechts bij voldoende nafok, sierduivengele duivinnen doet scheppen. Dikwijls valt zoiets in de praktijk mee, en heeft de fokker al geluk bij het eerste paar jongen, dat hem een dun bedonsd, later gele duivin oplevert. Zie schema 32.
Iets minder ‘bont’, maar niet oninteressant is de paring: Zwarte doffer, onzuiver voor de kleur zwart en de intensi-viteitfactor x zwarte duivin geeft: zwarte, fokzuivere doffers, zwarte fokonzuivere doffers voor 2 factorenparen, zwarte fokonzuivere doffers voor de intensiviteitfactor, zwarte doffers, fokonzuiver voor de kleur zwart en zwarte-, dunkleurige, sierduivenrode- en sierduivengele duivinnen, in de verhouding 5:1:1, zie schema 34.
Het bovenstaande is inderdaad niet het eenvoudigste op het gebied van de erfelijkheidsleer hij duivenkleuren, maar na herhaalde lezing zal het de geïnteresseerde wellicht volkomen duidelijk zijn. Terwijl de praktijk zich dan in zijn volière afspeelt, kan de fokker nu met behulp van de schema’s een en ander verklaren.
Uit het voorgaande blijkt duidelijk, dat zwart niet altijd hetzelfde zwart is bij onze duiven, maar is opgebouwd uit verschillende samenstelling en in de nafok grote verrassingen kan opleveren. Lakzwarte duiven fokken is werkelijk moeilijker dan menigeen denkt!
Blauw is de meest voorkomende kleur bij duiven en bijna geen ras, of de blauwe kleurslag, met of zonder vleugelbanden, is erkend.
De vererving van, blauw is recessief, terugtredend en kan daarom uit allerlei combinaties tevoorschijn komen, ook waar de fokker het in het geheel niet verwacht, zoals bij o.a. roodroek Hollandse kropper x witte Oud-Hollandsche Tuimelaar.
Blauwe doffer x postduivenrode duivin geeft rode doffers en blauwe duivinnen als nafok, wegens de geslachtsgebonden factor van dit rood. Zie schema 23. Twee grijsroeken of twee witte duiven kunnen soms plotseling blauwe nafok geven (zie grijsroek).
Blauw heeft een sterke neiging tot terugslag en kan wat dat betreft beschouwd worden als de ‘wildkleur’ van onze duivenrassen. Charles Darwin heeft hierop al gewezen en het werd opnieuw aangetoond door de proeven van Staples-Brown, Kruisingen van zwarte Valkenet X witte Pauwstaart gaven in de F2 ook vogels, die veel overeenkomst vertoonden met blauwkras duiven. Er zijn verschillende gevallen bekend, waarbij zogeheten raszuivere vogels het blauw plotseling tevoorschijn komt in vleugels en staart.
Blauwzilver is de verdunning van blauw en bestaat uit een zilvergrijze grondkleur op de vleugelschilden met donkergrijze banden. Schema 11 is van toepassing op de vererving van fokonzuiver blauw x blauwzilver, door de kleuren rood en geel te verwisselen voor blauw en blauwzilver.
Blauwzilver doffer x blauwe duivin geeft fokonzuivere blauwe doffers en blauwzilvere duivinnen, zie schema 2.
Fokzuivere blauwe doffer x blauwzilver duivin geeft: blauwe nafok in beide geslachten, de jonge doffers zijn fokonzuiver voor blauw, zie schema 3.
Fokonzuivere blauwe doffer x blauwe duivin geeft: blauwe fokzuivere en blauwe. fokonzuivere doffers, blauwe en blauwzilvere duivinnen. zie schema 4.
Zilver zonder banden komt slechts in enkele rassen voor, zoals bij de Coburger Leeuweriken en de Neurenberger Zwaluwen. Zwarte of bruine vleugelbanden zijn onmogelijk bij deze kleurslag te verwezenlijken. Blauwzilver x dunkleurig geeft zilverkras of dunkras, evenals de kruising blauwzilver x geel.
Blauwzilver doffer x rode duivin geeft zwarte, of blauwkras doffers en dunkras, of blauwzilvere duivinnen. Op deze wijze is het gemakkelijk blauwzilveren exemplaren te fokken in een ras, waarin deze kleurslag nog niet voorkomt, of is uitgestorven. Een goede dunkleurige doffer x blauwe duivin geeft gekraste F1, die we vervolgens onderling gaan paren; de F2 bestaat dan uit krassen, blauwe en blauwzilver vogels. De donkerste krassen vallen uit blauwzilver doffer x zwarte duivin, ofschoon dan alleen de duivinnen zilverkras zijn (zie ook Roodzilver). Blauwzilver x postduivenrood geeft o.a. geelzilver duivinnen.
Bruin is pas in 1926 als zodanig erkend en voor die tijd gewoonlijk verward met dunkleurig. Bruin behoort met zwart, rood en blauw tot de intensieve kleuren en herinnert aan de kleur van melkchocolade. Dat bruin geen verdunde kleur is, blijkt, wanneer een bruine doffer wordt gepaard aan een dunkleurige duivin; hieruit vallen bruine duivinnen, blauwe of zwarte doffers. Bruine doffer x zwart, blauw of postduivenrood geeft bruine duivinnen, zwarte, blauwe of postduivenrode doffers. Bruin is derhalve wel een terugtredende, recessieve kleur en in alle opzichten een tegenhanger van zwart. Alle tekeningspatronen van zwart kunnen ook met bruin worden verkregen. Romeinen, Maltezer Kipduiven, Borst- en Latzduiven hebben o.a. bruin. Eenkleurig bruin kan worden geschapen door bruinzilver x rood of geel, maar dat worden zelden fraaie dieren zonder zwarte of blauwe aanslag.
Een langere, maar betere weg is zwart x bruinzilver, waaruit F1 zwart is, maar onderling in F2 zuiver bruin te verwachten is.
Bruinzilver is eveneens een intensieve kleur, maar zoals blauw een samentrekking van pigmentkorrels van zwart is, is bruinzilver een samentrekking van bruin pigment. Bruinzilver komt in meerdere rassen voor, zoals Kings, Show Homers, Modena’s. Ook in bruinzilver kan de fokker dezelfde patronen verkrijgen als in blauwzilver. Het is een vrij delicate lila-achtige tint, maar de kleur der vleugelbanden is zuiver bruin, zowel op de vleugels als op de staart. Dit bruinzilver wordt nog wel eens verward met blauwzilver of roodzilver (zie hierna).
Kruisingen tussen bruinzilver x blauwzilver geeft blauw. Indien de fokker een blauwziIveren doffer kruist met een bruinzilveren duivin, is het resultaat blauwe doffer en blauwzilveren duivin. Dit bewijst, dat bruinzilver geen verdunde kleur is!
Roodzilver is geen verdunde kleur, al zou de naam dit doen vermoeden, in tegenstelling tot geelzilver (Zie hierna).
Roodzilver, roodvaal is een dominante kleur en geslachtgebonden. Het is een vorm van roodband, dat bij postduiven veel voorkomt.
Het verschil tussen roodzilver en postduivenrood is gelegen in de spreidingsfactor, maar roodzilver gedraagt zich als postduivenrood!
Bij roodzilver is de algemene lichaamskleur licht rood, terwijl de vleugelbanden echter precies zo intensief rood gekleurd zijn als bij het Postduivenrood. Vleugeldek, staart-, en slagpennen kunnen zeer licht van kleur zijn, alsof ze met meel zijn bestrooid. (Mealy zegt de Engelsman). Een ander type is over het gehele lichaam donkerder gekleurd, terwijl slag- en staartpennen een blauwachtige tint vertonen. Kenmerkend voor alle duiven, die tot dit rode A-type behoren, is een eigenaardige lichter worden van de kleur in de richting van de staart, die door bovengenoemde spreidingsfactor wordt veroorzaakt.
Blauwzilver x Roodzilver
De “zilver” kleuren hebben voor menige fokker een bijzondere aantrekkingskracht; een zeer mooie combinatie voor de klein behuisde fokker is dan ook: Blauwzilver doffer x Roodzilver duivin, waaruit zowel blauw, blauwzilver en roodzilver en geelzilver in beide geslachten zullen worden gefokt, zie schema 35. Oudhollandse Meeuwfiguurtjes
Blauw x rood
Blauwe doffer x roodzilver duivin geeft roodzilver doffers en blauwe duivinnen. Zie schema 36.
Blauwzilver x geelzilver
Blauwzilver doffer x geelzilver duivin geeft geelzilver doffers en blauwziIver duivinnen. Zie schema 37.
Roodzilver x blauw
Roodzilver doffer x blauwe duivin geeft uitsluitend roodzilver nakomelingen in beide geslachten, zie schema 38, evenals Roodzilver x geeIzilver.
Geelzilver is de regelmatige verdunning van roodzilver en evenals deze kleurslag heeft dit type alleen banden op de vleugels en niet op de staart. Intermediaire ( het niet overheersende) schakeringen komen ook hier voor, van diep geel tot zeer licht isabel geel (zie hierna). Geelzilver komt in dezelfde rassen voor als roodzilver en kan gemakkelijk verkregen worden uit kruisingen, zoals:
Geelzilver x roodzilver
Geelzilver doffer x roodzilverduivin geeft roodzilver doffers en geelzilver duivinnen, zie schema 39.
Blauwzilver x postduivenrood geeft ook geelzilver duivinnen. Geelkras de intermediaire vorm tussen geelzilver en dominant geel (zie hierna). Geelzilver doffer x roodkras duivin geeft vaak geelkras duivinnen.
Geelzilver x blauw
Geelzilver doffer x blauwe duivin geeft geelzilver nafok in beide geslachten, zie schema 40. De verdunde postduivenrode pigmentkleur overheerst zelfs hier het zwarte pigment van de blauwe duivin!Geelzilverbont x Witroek geeft in de F1 al praktisch geheel witte jongen; vooral exemplaren met 13 witte opeenvolgende slagpennen, zoals bij Hollandse Kroppers is toegestaan, zullen hij deze kleurkruising goede resultaten afwerpen.
Geel is de normale verdunning van rood; alle dominante (postduiven rode) en recessieve (sierduivenrode) reden hebben hun corresponderende dominante en recessieve partner. Gele nestjongen zijn schraal bedonsd, zoals de foto van de twee Brűnner Kroppers duidelijk laat zien, waarvan één exemplaar een rood jong is en het andere om geel jong.
Gele jongen hebben ook een roodachtig albino-oog. Een geel jong, geboren uit rode ouders zal altijd een duivin zijn door de werking van de intensiviteitfactor, zoals we hebben gelezen, en gezien. (zie schema 9). Fokzuivere rode doffer x gele duivin geeft rode nakomelingen. Zie schema 10, daar wordt deze F1 teruggepaard aan de moeder, dan zijn in de F2 in beide geslachten gelen en roden te verwachten, zie schema 11. In geel kunnen dezelfde tekeningpatronen worden verkregen als in blauwzilver. Geel kan sterk uiteenlopen in kleurdiepte, zodat moet worden aangenomen, dat ook hij duiven kleurversterkers een rol spelen. Geel is geschikt voor diverse kruisingen, zoals voor het fokken van witte vogels, door paring aan dominantwit (zie hierna).
De Hr. Spruyt vermeldt, dat hij een stam Witroek-Hollandse Kroppers uit Geelroeken heeft opgebouwd. Geelroek x Witroek geeft al in de F1 Witroek, ofschoon het wit dan nog niet geheel zuiver is, meestal treft men nog gele veertjes aan.
Sierduiven-en postduivengeel
Wellicht hebt u er overheen gelezen, maar van geel bestaan twee soorten in duivenkleuren, een afkomstig van het dominante postduivenrood, en een van het recessieve Sierduivenrood!
Vroeger besteedde men hieraan niet veel aandacht, maar nu de kleurenfok bij duiven steeds meer wordt onderzocht, mag ook u dit niet meer ontgaan. Te zien zijn de 2 verschillende ‘soorten’ geel niet, maar erfelijk gedragen ze zich wel verschillend en zodra u gaat fokken met deze kleurslag en vooral kleurkruisingen toepast, zult u de ‘verborgen grappen’ van geel wel bemerken.
Sierduivengeel x zwart
Sierduivengele (recessief gele) doffer x zwarte duivin geeft zwarte doffers fokonzuiver voor de kleur zwart en sierduifgele duivinnen, zie schema 41, (en grondregel schema 12). Oud Hollandse kapucijnfiguurtjes
Postduivengeel x zwart
Postduivengele (dominant gele) doffer x zwarte duivin geeft postduifrode doffer en postduifgele duivinnen, zie schema 42, Oudhollandse Kapucijnfiguurtjes.
Of de OudhoIIandse Kapucijn Sierduivenrood, dan wel postduivenrood voert, of beide, want dat is ook mogelijk, zoals is uiteengezet bij de behandeling van rood, is nog onbekend! In ieder geval geven de sierduifrode vogels en derhalve hun verdund kleurig gele partners de zo gewenste mooie rode kleur, waarmee de fokkers dienen verder te fokken, ten einde dit populaire duivenras nog te verfraaien in kleur. Het hatelijke blauw en het zwartbruin zijn dan tegelijkertijd eveneens verdwenen.
Zwart x postduivengeel
Fokzuivere zwarte doffer x postduivengele duivin geeft postduivenrode doffers en zwarte duivinnen als nafok, zie schema 43.
Zwart x sierduivengeel
Fokzuivere zwarte doffer x sierduivengele duivin daar in tegen geeft zwart nafok in beide geslachten. Grondregel schema 10 is hierop van toepassing. De zwarte jonge vogels, afkomstig van de laatst genoemde kleurkruising geven, onder elkaar gepaard, niet minder dan 4 kleurslag variëteiten, te weten zwart, Sierduivenrood, dun, sierduivengeel, in de verhouding 9:3:3:1. De intensiviteitfactor, de verdunningsfactor en het daaraan gekoppelde geslacht gebondenheidsfactor spelen hierbij hun rol.
Het grote dambord schema der Saksische Witstaartduiven, een Kleurduivenras, toont dit onomstotelijk aan. Het is in de erfelijkheidsleer gebruikelijke erffactoren met letters aan te duiden. Een vogel, die fokonzuiver is voor een erffactor geven we dan de formele AA, die aanduidt dat A tweemaal in de kern aanwezig is.
Nu kan het echter ook voorkomen, dat een vogel de factor A wel van de ene ouder erft, maar niet van de andere. Op dat ene dubbelstel van chromosomen zit dus op het ene wel A, op het andere niet. Die afwezigheid geven we aan door een kleine letter a. De formule van een vogel, die fokonzuiver is voor A schrijven we dan Aa.
Hoewel de meeste duiven liefhebbers het werken niet lettercombinaties verafschuwen en in dit boek zoveel mogelijk aanschouwelijke schema’s in kleur staan afgebeeld, heb ik voor de geïnteresseerden hij het schema’s der Saksische Witstaart-kleurduiven de letter combinatie bijgevoegd.
A = dominant-zwart
a = recessief- of Sierduivenrood
I = intensiviteitfactor
i = verdunningsfactor.
De stamdoffer, geel, is: ai ai. De stamduivin, zwart, is: Al AI
De jongen uit deze kleurkruising zijn dan: ai ai x AI Al = Aa Ii, dus zwart. De jongen, onder elkaar gepaard geven ons 4 mogelijkheden voor het kenmerk kleur en 4 mogelijkheden voor de werking van de intensiviteitfactor, die geslachtsgebonden is.
Door bovenstaande kleurkruisingen is het weer mogelijk de rode kleur en de hieraan gekoppelde gele kleur te onderkennen, waarna de fokker zijn maatregelen ter verbetering van de kleur geel kan treffen. Gelet op zichzelf is geel een zeer zwakke kleur, nog zwakker dan blauwzilver; het kan, zoals gezegd in kleurdiepte eveneens sterk uiteenlopen, hetgeen veroorzaakt wordt door zogeheten ‘kleurversterkers’ en ‘kleurverzwakkers’, zoals de genetici die onlangs hebben ontdekt, maar waarvan nog niet alles bekend is.
De intensiviteitfactor zorgt ervoor, dat een duif zwart, rood, roodzilver, bruin of blauw kleurt en zodra de I-factor wegvalt, zoals de genetici deze factor wetenschappelijk aangeven, treedt verdunning van pigment op en wordt het dun, geel. bruinzilver, geelziIver of blauwzilver.
Roodvink x Geelvink
Toch komen er duivenrassen voor, waarbij slechts één der grondkleuren wordt verdund, zoals hij de Roodvink (een kleurdui-venras), die bij verdunning Geelvink wordt, waarbij echter het lakzwart niet wordt aangetast, hoewel hij eigenlijk dunkleurig zou moeten zijn!
Alleen het rood wordt nu aangetast en niet het zwart, dit wordt veroorzaakt door een verdunner (diluter D), die slechts het rood aantast en zwart, of blauw ongemoeid laat.
Tipplerbrons, kan verdund worden tot goudgeel, onafhankelijk van andere aanwezige intensieve kleuren.
Nu bestaan er duivenrassen, die zowel de I als de D factor voeren, zoals hij Vinkduiven het geval is. Alle vogels zijn II (dubbele factor) of Ii en wanneer nu een donkerrode (dd) wordt gekruist met een gele (DD) dan kan de fokker oranje en geel verwachten, wat verklaard wordt door de intensiviteitfactor I en de verdunner D. Dd II zijn oranje, Dd Ii geel. De jongen zijn niet kort en dun bedonsd en het zwart blijft onaangetast. Vinkduivenfokkers kruisen nooit rood x geel, omdat het hun geen vooruitgang in kleur
geeft, zo stellen zij. Ze weten nu iets meer over de oorzaken hiervan!
Sierduivengeel x dun
Sierduivengeel is tenslotte ook nog te kruisen met verdundkleurig (dun); Sierduivengele doffer x dunkleurige duivin geeft; dunkleurige doffers en sierduivengele duivinnen.
Dun X Sierduivengeel
Dunkleurige doffer x sierduifgele duivin geeft; dunkleurig nafok in beide geslachten.
Geel is een geschikte partner als kruising met lavendel, dat een verdunning is van bruinzilver. Maar alleen kruisingen met de uitzonderlijk recessieve gele vogels kunnen uitsluitend.
Geelkras, is de intermediaire vorm tussen geelzilver en dominant of te wel
postduivengeel; geelzilver doffer x roodkras duivin geeft dikwijls geelkras duivinnen.
Isabel is een zeer tere schakering van geel en komt hoofdzakelijk voor met witte vleugelbanden bij Brünner kroppers en Saksische Kroppers, die hieraan hun grote faam te danken hebben.
De naam Isabella schijnt afkomstig te zijn van de Spaanse Koningin Isabella, die een grote voorliefde had voor goud en haar geïmporteerde Arabische paarden, goud en wit gekleurd, werden al eeuwen geleden ‘Isabellen” genoemd evenals vele van haar latere vrouwelijke familieleden! De Engelse auteurs Tegetmejer (1868) en Fulton (1876) vermelden in hun duivenboeken eveneens isabelkleurige kleine Kropperrassen, crème gekleurd over het gehele lichaam met twee nog net zichtbare witte vleugelbandjes.
Isabelkleurig is inderdaad zeer licht geel, fijn van tint, waartegen het wit der vleugelbanden nog naar net afsteekt en mag zeker met verward worden met de lichtgele intermediaire vorm van geelzilver x blauwzilver, die ook naar isabelkleurig
neigt, maar meer ook niet.
Hoewel het uitgangspunt van isabel bovenstaande kleurkruising is, waardoor isabel dus is ontstaan en te scheppen, moeten deze ‘namaak’ isabellen weer gepaard worden aan geel, ten einde de juiste intermediaire kleurschakering te verkrijgen en het vaak nog aanwezige blauw te doen verdwijnen.
Isabel x isabel
Hierdoor is het ook te verklaren, dat uit isabel x isabel zowel isabel als geelroek nafok te verwachten is, zie schema 44,
Brünner kropperfiguurtjes.
Isabel x geelroek
lsabel x geelroek geeft eveneens isabel en geelroek in beide geslachten, en in kleur sterk uiteenlopend. zie schema 45 (de jongen staan niet precies onder de ouders!).
Dat we hier te maken hebben met dominantgeel, afkomstig uit dominantrood wordt duidelijk, wanneer bekend is, dat geband dominant is over recessief geel en isabel. Want bij recessiefrood kunnen geelroeken onder elkaar gepaard, nooit gebande exemplaren opleveren. (zie, witband). De beste methode om goede isabellen te fokken is geel x isabel en omgekeerd; vallen uit zulke paringen anders gekleurde vogels, dan worden deze vogels weer onder elkaar gepaard.
Waarschijnlijk is Isabella genetisch gezien, geel met de factor voor blauw; indien dit bewezen kan worden, is uit een paring isabel doffer x recessief gele duivin geelroek, isabel en zelfs zeer lichtblauw te verwachten. Lavendelzilver is licht bruin en de corresponderende kleur van bruinzilver. Deze kleur treedt op bij Show Homers en wordt verkregen door bruinzilver, duivin x gele doffer paring, mits het dominante postduivengeel wordt gebruikt en geen recessief geel, afkomstig dus van Sierduivenrood, want dan zijn zwarte, of blauwe spetten te verwachten.
Bij het goede geel treedt geslachtsgebonden erfelijkheid op, zodat een grote potentiële variabiliteit te verwachten is, namelijk bruinzilver, bruin gespat, naast lavendelzilver en lavendel met spatten. Deze laatste hebben een duidelijke dwarsband over de staart, zijn duivinnen, die hen onderscheidt van geelzilver.
Concluderend zijn er dus 5 soorten zilverkleurige: rood-, bruin-, blauwgeel en Lavendelzilver. De eerste twee zijn intensief, de laatste drie dunkleurige. Een kenmerkende test voor alle zilverkleur duiven is, dat zij een dwarsband over de staart voeren van dezelfde kleur als op de vleugels is aan te treffen. Bij het roodzilver exemplaren kan deze staartband echter bijna onzichtbaar zijn door de zogenaamde “washing-out’ effect.
Lavendel, zacht lila, kakikleurig soms genoemd, is de verdunning van bruin en komt o.a. voor bij Afrikaanse Meeuwduiven-rassen. Teneinde lavendel kleurige doffers te scheppen wordt de kruising gele doffer x bruinzilver duivin toegepast, waaruit de fokonzuivere bruin F1 in beide geslachten wordt lavendelkleurige exemplaren vallen zoals de fokkers van lachduiven weten.
Wit is genetisch bezien een vogel, die door belemmeringfactoren verhinderd wordt, om kleurstof te vormen. Zo eenvoudig is de zaak nu echter ook weer niet, want dan zou uit wit x wit paringen steeds weer witte nafok vallen, hetgeen echter niet altijd voorkomt, waardoor er dus meerdere factoren moeten zijn, die een verschillend karakter dragen en die geheel onafhankelijk werken en pas bij zekere combinaties geheel witte vogels opleveren. In het algemeen kan worden gesteld, dat albinisme bij duiven berust op een groot aantal verliesmutaties, waardoor het pigment trapsgewijs wordt gereduceerd.
De vererving regels zijn gecompliceerd; witte pauwstaart x witte O.H. tuimelaar geeft vaak gekleurde F1; witte schoonheid-postduiven met rode ogen en donkere snavel geven soms nafok met donkere vlekken; witte Schoonheidpostduiven met donkere ogen en lichte snavel geven zuivere witte nafok.
Modificerende factoren spelen zeker eveneens een rol; Hagenaars worden niet wit geboren, maar met rood in de slagpennen, soms bruin of grijs. Met de eerste rui verdwijnt dit pigment, om plaats te maken voor zuiver wit. Veel sierduiven rassen in de rode en gel kleurslag tonen in hun eerste verenkleed nog niet de gewenste witte vleugelbanden, die na de eerste rui geheel tevoor-schijn komen.
Evenals bij rood hebben wij ook bij wit te maken met een dominant, of recessief wit, twee kleuren wit derhalve, het geen ook bij de kleurkanarie voorkomt. Dominant wit is geslachtsgebonden en gedraagt zich als dunkleurig. Dergelijke vogels zijn zwak van gestel en te onderkennen aan de dunne korte bedonzing. Veel onderzoekers hebben zich met de vererving van wit beziggehou-den, maar kwamen tot nu toe nog niet tot dezelfde conclusies. Van het dominante wit bestaan 2 series onafhankelijk werkende factoren, daarnaast een recessieve serie witfactoren van Dr.Bol, bovendien de vergrijzingfactor, die ook het pigment kan onderdrukken en gecombineerd met de factor voor zoming kunnen daardoor allerlei tekeningen ontstaan.
Tenslotte is er nog het verschijnsel der modificerende factoren, waardoor na iedere rui kleurwisseling kan optreden; een nieuwe verdeling van pigment met een zeer interessant verloop van kleurverandering, zoals we dat tegenkomen bij IJsduiven, Monnickenduiven, Spreeuwduiven, Almond Tuimelaars enz.
Grijsroek is te fokken uit blauw x wit, omdat veel witte vogels de G. Factor voor vergrijzing bezitten. Grijsroek x blauw geband geeft vaak zeer goede grijsroeken. Grijsroek x blauw geband geeft vaak zeer goede grijsroeken.
Grijsroek x blauwroek geeft 50% grijsroek en 50% blauw, mits fokzuiver, maar deze jongen zijn allen fokonzuiver en geven op hun beurt soms ook blauwe en witte vogels. Vergrijzing komt vooral bij blauwe vogels voor en er dient steeds gekruist te worden, om het evenwicht te bewaren. De vererving is derhalve min of meer intermediair en komt enigszins overeen met die der blauwe Andalusiërs bij onze hoenderrassen.
Tippler rood diep kastanjebruin, met een metaalachtige rode gloed, ook wel brons of Tippler rood genoemd. Dit solide brons, of kastanje met zwarte omzoming of tips aan de vleugels is het beste ontwikkeld bij Tipplers, sommige Hoogvliegersoorten
(Branders, schoorsteenvegers).
Ook hier hebben we te maken met een serie factoren, die het zwart en bruin pigment aantasten. Dit sterke dominante brons, kan echter worden omgezet in goudgeel (Vinkduiven). Het wordt veroorzaakt door de verdunningsfactor die echter alleen het brons verdunt, waarbij het glanzende zwart aan de vleugels en het blauw in de staart niet wordt aangetast. Tippler brons kan dus worden omgezet en verdund, geheel onafhankelijk van enige andere aanwezige intensive kleuren, eenzelfde verschijnsel als bij de Geelvink, waarbij de ’diluter’ alleen het rood aantast, maar geen invloed uitoefent op het diepe groenglanzend zwart.
Duivenras met meerdere kleuren.
Deze duivenrassen geven genetisch aanleiding tot volkomen verkeerde gevolgtrekkingen; vooral tegen de Modena is herhaaldelijk door grote fokkers uit de praktijk gezondigd! Schietti x Gazzi geeft in vele gevallen Schietti als nafok, waaruit geconcludeerd wordt, dat dit in alle gevallen opgaat, hetgeen echter onjuist is.
De Magnani een 3-kleurige duif met geslachtsgebonden erfelijkheidsfactoren, zal bij kruising met eenkleurige, gebanden, gekraste en gezoomde een niet te voorspellen aantal variaties geven in kleur, omdat hier meer dan 1 erffactor in het spel is.
Bij de Modena heeft de fokker in veel gevallen te maken met polymeren, meervoudige erffactoren van verschillend karakter, naast de geslachtsgebonden factor!
Zelfs de grote fokker J. Sears, Engeland komt nog bij kruisingen in dit ras voor grote verrassingen te staan.
De fokkers, die de klassenindeling hebben ingesteld, gaan uit van het verschijningstype, fenotype, en niet van het erfelijke type, genotype! Voor de praktische fok van Modena’s is de klassenindeling zeker te gebruiken, zeker zolang wetenschappelijk over het genotype de Modena’s nog niet alles bekend is.
DE KLEUR VERERVING BIJ DE ALMOND KORTVOORHOOFDTUIMELAAR
Onder de duivenrassen neemt de Almond Kortvoorhoofdtuimelaar neemt bijzondere plaats in, niet alleen door zijn eigenaardige kleurencombinaties, maar ook door het feit, dat dit ras wel van zeer oude datum moet zijn en vooral in Engeland naast of voor de King of Pigeons, de Carrier en de Engelse Kropper, zijn ereplaats steeds heeft weten te behouden, ondanks de moeilijkheden bij de fok.
Een der oudste verhandelingen over sierduivenrassen gaat over de Almond, geschreven door J. M. Eaton omstreeks 1775. Het boekje was destijds voor 4 shilling te koop, zoals achter in de advertentie van Girton’ s new and complete Pigeon Fancier boek te lezen staat! De R. v. B. bestond in Nederland toen nog niet helaas en wij zijn dit interessante werkje dan ook niet rijk. Inmiddels heeft de erfelijkheidsleer menig raadsel over de Almond opgelost, iets wat voor de fokkers van dit bijzonder interessante ras van belang is.
De Almond Tuimelaar kent verschillende ondervariëteiten, ook in de grijze oudheid al.
Dit zijn meestal duivinnen, die dunkleurig over het gehele lichaam zijn. Een typisch verschijnsel bij de Almond Tuimelaar is, dat de combinatie van kleurfactoren, die het ras bezit, sterk onderhevig is aan Modificatie. Na iedere rui verandert de samenstelling van de kleuren en sommige vogels zijn dan niet meer te herkennen. De goede Almond wordt vrijwel wit geboren met hier en daar een vlek en is kort bedonsd. In het eerste jaar is hij meestal te licht, ieder jaar wordt hij beter en tenslotte heeft hij weer te donkere kleuren. Ook komen typen voor, die geen parelogen bezitten, maar een zogenaamde Bulleye. Dit zijn zeer lichte vogels, bijna wit, die vaak blind worden geboren, een semi-letale factor.
De Almond Tuimelaar toont derhalve een zeer gecompliceerde vererving, namelijk een multiple (meervoudige) intermediaire,
geslachtgebonden en een gedeeltelijke verdunningsfactor die niet geslachtgebonden is, zoals o.a. ook voorkomt bij Vinkduiven.
Omdat uit alle mogelijke combinaties van tijd tot tijd goede exemplaren zijn voortgekomen, spreken deskundige elkaar vaak tegen; volgens de erfelijkheidsleer kunnen we ongeveer onderstaande resultaten verwachten:
Almond doffer x Almond duivin geeft 25% vrijwel witte doffers, 25% lichte Almond duivinnen, 25% Almond doffers, waarbij mogelijk ook andere kleurvariëteiten zijn, en 25% Kite duivinnen, soms Roys.
Almond doffer x Kite duivin geeft 25% Almond doffers, en mogelijk ook andere kleur variëteiten, 25% Almond duivinnen, 25% Kite duivinnen, 25% Kite doffers.
Agate doffer x Kite duivin geeft Almond doffers en mogelijk ook allerlei andere variëteiten en Almond duivinnen.
Almond dun doffer x Roy duivin geeft 50% agaten en vrijwel witte doffers, mogelijk ook andere variëteiten en 50% Almond en Kite duivinnen. Uit het bovenstaande blijkt, dat het ‘toeval’ nog een grote rol speelt, het geen te wijten is aan onze op dit terrein nog zo gebrekkig kennis der erfelijkheidswetten, omdat ‘toeval ín de natuur niet voorkomt!
|
Cees van der Laan voorstellen is bijna zo iets als een open deur intrappen. Hij heeft de laatste jaren al zoveel reportages gehad in de diverse duivensportbladen. In binnen- en buitenland is hij een bekende duivenliefhebber. Toch zullen wij hieronder een poging doen.
Cees is een zestiger die reeds gepensioneerd is. In zijn werkzame leven werkte hij in het bankwezen en was veel onderweg. Zowel Azië als de Verenigde Staten maakte onderdeel uit van het werkgebied. Dus veel van huis en weinig tijd voor de duiven. Dit heeft zijn duivenstam en zijn manier van verzorgen gevormd. Eenvoud maar wel doordacht.
Speltype
Cees van der Laan vliegt alleen de fondvluchten met ochtend- en middaglossingen. Dat betekent de focus ligt op de ZLU vluchten en dan enkele sectorvluchten. Deze sectorvluchten worden gebruikt als selectie en om duiven op te leiden voor het grote werk. Dat klinkt heel raar maar dat is de methode. Ook wordt er ingekorfd op de dagfondvluchten maar deze duiven gaan mee als vracht. Dus ook deze duiven worden niet geconstateerd. Ook maakt Cees gebruik van de mogelijkheid om in Hank in te korven voor tegenwoordig Soupes. Een vlucht van ongeveer 490-500 kilometer met maar 1 nacht mand. Cees is ook lid van de Pyreneeën club in Egmond. Deze rijden elke week in het seizoen naar Achthuizen en daar worden de duiven op ingekorfd welke niet op de vlucht zijn.
Gaat Cees naar het oosten of het zuiden, bijna altijd gaan er duiven mee als opleer. Dit alleen maar om het kompas aan te scherpen.
De duiven moeten veel kilometers maken van Cees en daarom worden de duiven "aan de gang" gehouden.
De duiven van Cees worden louter en alleen op nest gespeeld. Verder wordt er niet gekeken naar neststanden. Cees vind dat duiven op elke neststand forme kunnen krijgen en hebben. Door bij te houden op welke standen de duiven goed komen, wordt er, als het kan, met een individuele duif wel rekening gehouden.
Verzorging
Laten we zeggen dat de verzorging kan worden beschreven als simpel en eenvoudig. De hokken van de oude duiven bestaat uit een aantal afdelingen, maar de schuifdeuren tussen de afdelingen staan gewoon open. Het loopgedeelte is voorzien van roosters en de rest is gewoon droge mest. De drinkbakken worden nauwelijks schoongemaakt, het water wordt dagelijks gewoon aangevuld.
De duiven trainen tijdens de dag en worden als het nodig is in de lucht gehouden.
In de wintermaanden komen de duiven nauwelijks los, omdat de roofvogel zich rondom Castricum uitermate thuis voelt. Cees voert in principe gewoon volle bak. Gekuurd wordt er wanneer het nodig is. Althans bij de ouden. De jonge duiven worden allereerst gehard. Vooral nieuwkomers hebben het daar nog al eens moeilijk mee. Diegene die moeite hebben met het aanpassingsproces worden dan ook moeiteloos weer verwijderd. De duiven moeten zich bij het systeem happy voelen en moeten zich dus aanpassen. Al vaak is gebleken dat duiven uit kolonies die wonen op een proper hok en/of op een hok waar veel met medicamenten wordt gewerkt, vaak tot de uitvallers behoren.
De jongen krijgen een harde leerschool ze worden zonder africhting, ineens op 100 km. gezet. De goede komen terug en worden op de rest van het programma gespeeld. “Ik weet niet wat er wegblijft alleen wat er aan het einde van het seizoen over is. Toen ik hiermee begon was ik 2/3 kwijt en na een week nog 50% en geleidelijk wordt elk jaar het percentage dat terugkomt steeds hoger.”
Cees houdt er wel een uitgebreide administratie op na waardoor hij precies weet uit welke lijnen duiven komen die zich kunnen handhaven. “Er zijn koppels waar ik van de vier jongen er geen één meer over heb en andere waar ze er alle vier nog zijn. Die informatie gebruik ik het volgende jaar weer.” zegt Cees.
De Duiven
De basis van het duivenbestand van Cees bestaat uit zes lijnen. Hieronder zullen de lijnen aan u worden voorgesteld.
Lijn 1 : Texier - Aarden. Deze lijn bestaat uit duiven van van Agtmaal, Lightenberg en Jan van de Par. Deze duiven zijn bij Jan Texier gehaald.
Lijn 2 : Jan de Weert. 4 Kleinkinderen van de 131 werden gehaald.
Lijn 3 : Braakhuis. Rechtstreeks een zoon van het stamkoppel en via Krouwel-Pollman.
Lijn 4 : Van der Wegen. Rechtstreeks en via Albert Simons (zoon 224) en via Comb. De Jong - Dekkers.
Lijn 5 : Oostenrijk. Rechtstreeks van Huub, via Gebr. Brugemann en en via Vertelman/Kouters.
Maar als Cees ergens een goede duif weet te zitten, dan worden daar of kinderen van gekocht of de duif zelf heeft kans te verhuizen naar Castricum.
Bijgehaalde duiven moeten zich eerst bewijzen in het klimaat van het hok. Als de nieuwe aanwinsten jonge duiven zijn, dan moeten ze er eerst aangeloven, ze worden gewoon opgeleerd. Het kan soms wel 2 jaar duren voordat uit een nieuwe aanwinst wordt gekweekt.
Dit zijn dus de duiven waarmee Noord-Holland, Nederland of heel Europa rekening houdt tijdens de vluchten van de lange adem.
Een mooie uitspraak van Cees willen we de lezers niet onthouden, “Je moet weten welke je slechte duiven zijn want de goede melden zich vanzelf wel”.
De eerste indruk bij Cees is dat je te maken hebt met iemand die de sport makkelijk neemt, want waterpannen schoonmaken doet hij niet en jongen opleren ook niet, dat is niet uit gemakzucht maar uit overtuiging en gedrevenheid.
Verder op de site worden enkele topduiven aan u voorgesteld met mooie foto's en hun stambomen. Tevens kunt u een afstandtabel vinden.
Ook is er een lijst van 2010 tot nu toe met de Top 100 prijzen op de ZLU en U zult zien, dat zijn er heel veel. Contact met Cees kunt U opnemen door middel van het envelope teken rechtsboven of door de telefoon te pakken.
ceesvande laan.nl
Wat is formaldehyde?
Formaldehyde, ook wel spaanplaatgas genoemd, is een organische verbinding in de vorm van een kleurloos gas met een specifieke, prikkelende geur dat verschillende gezondheidsklachten zoals irritaties en ontstekingen van de oogslijmvliezen en de bovenste luchtwegen kan veroorzaken. Daarnaast kan formaldehyde ook aanleiding geven tot hoofdpijn, vermoeidheid en duizeligheid en kunnen personen met overgevoelige luchtwegen klachten krijgen zoals kortademigheid en benauwdheid. Formaldehyde wordt o.a. gevormd tijdens natuurlijke processen in het milieu maar ook in het (menselijk) lichaam, waar het in kleine hoeveelheden vrijkomt bij de stofwisseling. Ook in voedingsmiddelen zoals bijvoorbeeld fruit kan het van nature voor komen. Daarnaast kan formaldehyde vrijkomen bij het koken van sommige voedingsmiddelen, brandende kaarsen, het gebruik van open haarden, hout- of kolenkachels kunnen een verhoging van de formaldehyde- concentratie geven maar ook roken zorgt voor vrijzetting van relatief grote concentraties formaldehyde.
Niet alleen bij deze dagelijkse activiteiten komt formaldehyde vrij maar wordt het als grondstof ook vaak toegepast in vele materialen zoals bijvoorbeeld; lichaamsverzorgingsartikelen, woningtextiel, vloerbekleding, ureumformaldehydeschuim (UF) voor spouwmuurisolatie, glas- en steenwol, dakplaten, bouw- en decoratiematerialen, plaatmaterialen zoals spaanplaat, triplex, multiplex en MDF, lijmen en harsen die gebruikt worden bij de productie van spaanplaten en houtpanelen maar ook PVAc gebaseerde (witte) houtlijmen kunnen formaldehyde bevatten.
Omdat het soms jaren kan duren voordat formaldehyde uit bijvoorbeeld spaanplaat of andere materialen “uitgedampt” is maar ook omdat we tijdens dagelijkse bezigheden en bij gebruik van alledaagse producten kleine hoeveelheden formaldehyde in het binnenmilieu brengen is doorgaans de luchtkwaliteit binnen een stuk slechter dan buiten.
Waarom formaldehyde in water gebaseerde lijmen?
Omdat water gebaseerde producten, zoals bijvoorbeeld PVAc gebaseerde houtlijmen, ideale voedingsbodems zijn voor micro-organismen wordt formaldehyde gebruikt als conserverings- middel of bactericide. Wegens het breed werkingsspectrum, dat ook alle virussen en bacteriesporen omvat, wordt formaldehyde daarnaast toegevoegd aan producten vanwege de schimmeldodende en bacterieremmende werking en verlengt het zo de houdbaarheid van producten.
Wanneer Formaldehyde daadwerkelijk wordt toegevoegd door een producent tijdens productie zal bij aanwezigheid van 0,1% of meer (1000ppm of meer) ‘Bevat formaldehyde’ en ‘Carcinogeen klasse 1B- op het etiket vermeld moeten worden. Bij hogere concentraties zullen meerdere H-zinnen vermeld moeten worden, waaronder ‘Kan een allergische huidreactie veroorzaken’.
Debora Boomsma • 27 maart 2024, 19:00 • Noordoostpolder
Nick van Adrichem. Foto: Jeffrey Korte Media |
Toen hij hoorde dat er een broedkast voor de slechtvalk was geplaatst op de Golfslag, krabde duivenmelker Nick van Adrichem (40) zich wel even achter de oren. Deze roofvogel heeft de duif namelijk bovenaan zijn menu staan. Zijn de 38 duiven in zijn achtertuin aan de Faddegonstraat hun leven nog zeker, als er straks op een halve kilometer afstand een koppeltje slechtvalken gaat nesten? ‘Of worden wij een McDrive voor dat dier?’
Van Adrichem is niet de enige duivenmelker in de buurt. Hij weet dat er in totaal vijf dichtbij de Golfslag zijn gevestigd. ‘Er zitten er bijvoorbeeld ook nog twee in de Professor ter Veenstraat en in de Zuidert is er ook eentje.’
Makkelijke prooi
Hij vreest dat hun wedstrijdduiven straks een wel heel makkelijke prooi worden voor de slechtvalk. ‘De duif is namelijk het hoofdvoer van deze roofvogel.’
Maar een stadsduif zal hij niet zo snel pakken, weet de duivenmelker. ‘Die zit meestal veel te laag bij de grond. Een aanval van een slechtvalk gaat met 250 tot 300 kilometer per uur, dat moet dus op grote hoogte gebeuren. Anders vliegt hij zichzelf te pletter.’
In zo’n supersnelle aanval tikt hij zijn prooi eerst aan, in een tweede vlucht vangt hij hem op in zijn val, legt Van Adrichem uit. ‘Dat kan wel eens met een eend gebeuren, als die hoog vliegt. Maar dat doen ze bijna nooit. Het ligt veel meer voor de hand dat het straks onze duiven zijn, die door de slechtvalk worden opgegeten.’
Duiven trainen hoog
Dat zit volgens hem zo. Wedstrijdduiven trainen elke dag op hoogte om in het seizoen straks wedstrijden te kunnen vliegen. ‘Dat doen we op vaste tijden. De slechtvalk kan dus gewoon gaan zitten wachten totdat we onze duiven loslaten. Op die manier worden we een soort McDrive voor hem.’
Een koppeltje slechtvalken verorbert ongeveer een duif per twee dagen, schat de Emmeloorder. ‘Maar als ze straks jongen krijgen, dan hebben ze wel twee duiven per dag nodig. Nou, dat slaat wel een gat in mijn duivenbestand.’
Heerlijk hapje
En het zijn ook nog eens heel goed gevoerde duiven, met speciaal vetrijk kwaliteitsvoer. Een heerlijk hapje voor de slechtvalk, die nu nog niet in de buurt van Van Adrichem voortkomt. ‘Er zit een koppel op 4 kilometer afstand, daar hebben we hier geen last van. Maar in Bant zit ook een slechtvalk en daar hebben de duivenhouders wel problemen.’
Klopt, zegt duivenhouder Jan Grootoonk. ‘De afgelopen weken zijn er al vier duiven van mij gepakt door de slechtvalk en mijn collega duivenmelkers zijn er ook al een paar kwijtgeraakt. Doordat hij hier rond vliegt en onrust veroorzaakt, zijn er ook al wat van mijn jonge duiven tegen de schuifpui aangevlogen en doodgegaan. Die konden nog niet zo goed vliegen, maar schrokken en sloegen op de vlucht.’
Jouw duiven pakken
De natuur is mooi, vindt hij. ‘Roofvogels vind ik ook prachtig. Maar als ze jouw duiven pakken, dan word je daar niet vrolijk van. Als de slechtvalk een duif pakt, die net een nest heeft met zijn partner dan is dat nest verloren. Want een duif gaat daar niet in zijn eentje op zitten. Dat doen ze echt samen.’
Van Adrichem is voorzitter van de duivenvereniging PV de Zuiderzeevliegers en een echte liefhebber van de duivensport. Van zijn 38 duiven doen er twintig mee aan wedstrijden. Dat seizoen begint komende maand in Nederland, in mei zijn er wedstrijden in België en in juni in Frankrijk.
Chip om hun poot
‘De vogels krijgen een chip om hun poot, worden ingekorfd op de vereniging en gaan dan in een vrachtwagen naar de plek waar ze worden gelost. Vanaf daar moeten ze zo snel mogelijk de weg terug naar huis vinden. De duif die de meeste meters per minuut maakt, wint.’
Hoe duiven aan hun onvoorstelbaar goeie coördinatievermogen komen, is nog altijd niet bekend. Maar ze vinden vrijwel altijd de weg terug naar huis. ‘De plek waar ze zijn geboren en opgegroeid, zien ze als hun territorium. Daar willen ze altijd weer naar toe.’
Niet natuurlijk
Hij hoopt dat de slechtvalk voorlopig wegblijft uit Emmeloord. ‘Ik snap dat de natuur zijn gang moet gaan, maar een nestkast in een stad plaatsen is natuurlijk ook niet natuurlijk.’
De Emmeloorder vindt het ook jammer dat de Werkgroep Roofvogels Noordoostpolder niet heeft overlegd over de plek. ‘Had hem dan bij Koopman International geplaatst of op een elektriciteitsmast tussen Emmeloord en Marknesse. Dat is iets verder weg van de bewoonde wereld en veel logischer.’
Reactie
De Stichting Werkgroep Roofvogels Noordoostpolder, die de broedkast op de Golfslag liet plaatsen, zegt in een reactie dat de slechtvalk een groot leefgebied heeft. ‘De Noordoostpolder heeft één nestkast op 48.000 hectare grootte, elders in Nederland is de dichtheid veel hoger.’
Bovendien broedt er volgens de voorzitter van de werkgroep al een slechtvalk op minder dan 4 kilometer afstand van Emmeloord. ‘We halen hem met deze kast dus niet hier naar toe.’
De vogels nesten graag op hoogte, maar maken zelf geen nesten. Ze zijn dus afhankelijk van nesten van andere vogels. ‘Nu die er bijna niet meer zijn in hoogspanningsmasten, proberen we ze helpen met deze kast.’
Meer roofvogels
Hij zegt dat niet alleen de duif, maar ook meeuwen op het menu van de roofvogel staan. En dan vooral de dieren die in een wat mindere conditie zijn. ‘En er zijn wel meer roofvogels die andere vogels eten.’
Overleg over de plek van de kast had wat hem betreft gekund. ‘Maar er zullen altijd voor- en tegenstanders zijn. Dan zou het een welles-nietes-verhaal zijn geworden. De Golfslag was akkoord, de gemeente ook.’ Dat was wat de werkgroep betreft voldoende. ‘Het blijft ook bij eentje in Emmeloord, als het aan ons ligt.’
Beste mensen, gezien de weersverwachtingen voor zowel zaterdag als zondag is besloten dit weekend de vlucht vanuit Melun af te lassen. Dus geen inkorven in Hank vrijdag. Jammer maar het is niet anders. Volgende week hopelijk beter.
Het zag er voor onze duiven niet goed uit dit weekend. We hadden er dan ook rekening mee gehouden dat er niet gelost zou kunnen worden op zaterdag. Dat betekende dan ook dat als de duiven zondag zouden worden gelost we één dag tekort zouden komen op de voorbereiding voor Vierzon (onze 1e dagfondvlucht) volgende week.
De duiven trainden deze week weer geweldig goed en de duivinnen waren helemaal in goede doen en trainden zelfs super. We waren tijdens het inkorven dan ook zeer tevreden over hun conditie, achteraf misschien iets te goed voor een midfond vluchtje met wind mee. Maar als het Melun was gebleven en ook nog met een windje tegen dan korf ik ze één week voor de 1e dagfondvlucht liever iets te goed in dan iets te licht.
Gelukkig werden onze duiven toch zaterdag middag gelost in Pontoise. We hoopten alleen dat ze onderweg naar huis niet al teveel regen tegen zouden komen. Jochem was al ruim van tevoren aanwezig en Nico was gelukkig ook weer van de partij. Pascal moest helaas werken. Pascal was in het begin van deze week op controle bij de dierenarts geweest en die vond onze duiven er supergezond opstaan. We hadden dus alle reden om naar een goed resultaat uit te kijken. Nico en Jochem hadden berekent dat de de duiven zo rond half 5 konden worden verwacht.
De buurman was een grote overkapping in zijn tuin aan het bouwen en we hoopten dat de duiven daar bij aankomst niet van zouden schrikken. Ruim voor onze verwachtte tijd zien we een duif bij buurman Arie draaien, maar we wisten niet of hij ook had ingekorfd voor de korte africhting uit Arras die ongeveer gelijk konden vallen.
Achteraf bleek Arie de 1e in de club te winnen en de 24e van de hele lossing (ruim 24.000 duiven), heel knap! We moeten dan nog even wachten en dan komen er 2 doffers prachtig en super gemotiveerd aan gescheurd, pal uit het oosten. Waar we normaal gezien nooit een duif vandaan krijgen. Het was een jaarling doffer en een 2 jarige doffer, de eerste was een zoon “Sara” en de 2e een zoon “Wonderfee”. Dan komt de één na de ander recht uit het oosten uit de lucht vallen. Dit hebben we nog nooit meegemaakt zolang we hier wonen.
Wat hiervan de reden is mag Joost weten maar dit kan nooit alleen door de wind zijn. Vermoedelijk ook buien waar ze omheen zijn gevlogen. We waren ervan overtuigd dat we in de club niet vroeg zouden zitten vandaag. Gezien het feit dat de duiven zover we konden zien vanaf Lekkerkerk aan kwamen vliegen. Als ze daar vandaan komen en je moet ook nog tijd geven dan weet je wel hoe laat het is!
We hadden 61 duiven ingekorfd en er vliegen op er op afdeling niveau 43 in de prijzen maar missen zoals al eerder gebeurde dit jaar net 1 of 2 knal vroege duiven. Wat hier aan ten grondslag ligt zou ik niet weten. Gezondheid,motivatie of conditie kan het zeker niet zijn.
We gaan het volgende week zien want dan moeten onze duiven echt aan de bak. Dan zitten we op een afstand waar we jarenlang duiven voor gekweekt hebben. Hopen maar dat het dan ook een beetje duivenweer gaat worden. We kijken in ieder geval uit naar onze 1e dagfond vlucht Vierzon volgende week.
Bekijk Op (de) Hoogte in uw webbrowser vrijdag 22 november | week 47 NPO BESTUUR Met elkaar in gesprek Deze week stond en staat voor mij in het...
EEN ICOON BINNEN DE ZAANSTREEK EN VER DAAR BUITEN GAAT STOPPEN: BERT BRASPENNING (87). Gisteren ontving het Z.C.C. bestuur de officiele aankondiging van Bert...