|
Nieuws
Nieuws
ZLU MARATHON
NAAM | WOONPLAATS | SCORE | PUNTEN | |
1. | NICO PRONK | MILL | 4 | 3340,2 |
2. | S.A. DECKERS | MEERS | 4 | 3177,8 |
3. | COMB P. STAMMEN EN ZN | HORN | 4 | 3056,8 |
4. | J. VAN 'T LAND | NAARDEN | 4 | 3033,0 |
5. | HEIKAMP & V. DOORN | ZETTEN | 4 | 2822,3 |
6. | COMB. M.& R. HERMANS | VOERENDAAL | 4 | 2754,0 |
7. | C.J.DE HEIJDE | MADE | 4 | 2748,4 |
8. | FRANS KEIJBETS | LANDGRAAF | 4 | 2698,2 |
9. | SIL VAN VLIET | TER AAR | 4 | 2667,4 |
10. | A. SAARLOOS & ZN | KLAASWAAL | 4 | 2638,3 |
KLASSEMENT ALLE 8 GETEKENDE ZLU MARATHON
NAAM | WOONPLAATS | SCORE | PUNTEN | |
1. | NICO PRONK | MILL | 7 | 5040,0 |
2. | PH. GEERDINK | HOOGERHEIDE | 7 | 2573,8 |
3. | COMB VOS-VAN WANROOI | GEFFEN | 7 | 2557,8 |
Alle prijswinnaars van harte proficiat. Bestuur ZLU.
|
Onlangs lanceerde de Belgische Duivenbond een alarmkreet over het teveel aan roofvogels in ons land én over de vogels die regelmatig een van hun duiven verorberen. In hun persbericht deed de Duivenbond zelf haar beklag dat “de groenen” roofvogels kweken en overal uitzetten. Hun bewijslast daarvan: veel van die roofvogels dragen een ring. Worden roofvogels gekweekt om uit te zetten en kunnen er te veel roofvogels zitten?
Het is een feit dat de jongste decennia een pak roofvogels en andere roofdieren zoals de marter en de vos terugkeren naar streken waar ze soms heel lang verdwenen waren. Al van in het begin van die terugkeer circuleren er vooral in jachtmiddens broodjeaapverhalen dat al die vossen gekweekt worden en uitgezet door “de groenen”. Ik hoorde ooit een jager plechtig zweren dat hij het zeker wist, want hij had een vos gezien die nog het halsbandje droeg van toen hij gekweekt en afgericht werd.
Gelijkaardige verhalen over de terugkomst van de wolf, want droeg Naya ook geen halsband? Dat laatste is juist, in verschillende landen worden wolven gevangen en ‘gezenderd’, voorzien van een halsband om ze te kunnen volgen. Zo weet men perfect het parcours dat Naya volgde voor ze in Limburg opdook.
Sommige jagers zetten zelf nog soorten als patrijs en fazant uit en kunnen maar niet geloven dat soorten op eigen kracht kunnen terugkeren. Mensen die denken dat de natuur niet zonder hun tussenkomst kan, kunnen er moeilijk weg mee dat de natuur positief kan evolueren zonder dat de mens er een hand in heeft. Aan al die mensen: de natuur op zich kan perfect zonder jullie en zelfs zonder mens als soort op zich.
Bewerk een stuk van 50 ha weide of akker 10 jaar helemaal niet en er staat 10 jaar later een jong bos op. De natuur is heel veerkrachtig. Als de omstandigheden verbeteren en er is ruimte voor, keert er natuur terug.
“Veel roofvogels zijn terug omdat de omstandigheden veranderd zijn”
Nieuw is nu het verhaal dat natuurmensen roofvogels kweken en er daardoor zoveel zitten. Om direct te starten met duidelijkheid: net als met de vos is dat complete onzin. Veel roofvogels zijn terug omdat de omstandigheden veranderd zijn. Tal van gevaarlijke pesticiden die ook dodelijk zijn voor roofvogels zijn verboden, jacht op te dieren is verboden en via tal van acties helpen natuurverenigingen aan nestplekken voor soorten als kerkuil, torenvalk, steenuil en slechtvalk. De laatste broedt het liefst op hoge plekken en nestbakken in een kathedraal of hoge zendmast zijn vaak garantie op broedsucces. De jonge vogels in de bakken worden vaak geringd, ook weer om ze te kunnen volgen als ze bijvoorbeeld dood gevonden worden, maar van kweken is geen sprake.
Dat een slechtvalk en soorten als havik en sperwer wel eens een speelduif kunnen slaan, is niet te ontkennen. Dat er onder de nestbak van een koppel slechtvalken veel resten van reisduiven en zelfs duivenringen gevonden worden is juist. Het gaat hier evenwel om veel stadsduiven die zowat overal zorgen voor overlast en waarvoor veel gemeentebesturen blij zijn dat de roofvogels die duivenplaag helpen indijken. Elke keer dat jonge duiven deelnemen aan een wedstrijd geraken er verloren. Ook al hebben ze een ring aan, de duivenmelker is maar zeer matig geïnteresseerd om die dieren terug te krijgen. Duiven die te laat zijn in een wedstrijd zijn waardeloos en worden gewoon de nek omgewrongen of gaan naar de poelier waar hen hetzelfde lot wacht. Enkel de besten krijgen een tweede kans.
“Kunnen er dan niet te veel roofvogels zijn?”
Er is hier 1 natuurwet van cruciaal belang: er kunnen van een roofvogel maar een aantal zitten naargelang van het voedselaanbod. Een paar voorbeelden. Een soort als de ransuil eet muizen, wel er gaan in een gebied maar zoveel ransuilen zitten als er muizen in de weiden, akkers en tuinen zitten. Vermindert het aantal muizen dan gaat ook het aantal ransuilen niet toenemen en gaan ze minder eieren leggen of sommige jaren zelfs helemaal niet broeden. Hetzelfde voor de torenvalk, de sperwer, de kerkuil, de buizerd, … Er zitten er maar zoveel zoals er voedselaanbod is. Minder voedsel is minder eieren of helemaal niet broeden.
Ook hierover had ik al vaak discussie met non-believers die zich afvragen hoe een roofvogel dat dan wel kan weten? Tja, dat is natuurlijk altijd een moeilijke, als mens denken dat je meester bent van de natuur, maar zelfs niet willen geloven dat andere soorten zaken weten, een instinct hebben, op een of andere manier denken en kiezen voor overleven van de soort. Ik geef dan altijd een ander vraag mee: van wie leerde de koekoek dat hij zijn ei in nest van een andere soort moet leggen, terwijl hij zijn biologische ouders nooit bij zich had en waarom weet die koekoek dat hij net als die echte ouders in het najaar naar het Congobekken moet vliegen om daar net als bij ons in de polders nachtvlinders te eten en waarom zegt hij daar geen koekoek?
https://kw.be/nieuws
DEEL 4.
Waarom komen grote fond duiven bij extreem warm weer relatief beter naar huis dan programma duiven?
Dit fenomeen heeft Steven dermate getriggerd dat hij een serie bewezen grote fond duiven, vliegers zowel als kwekers, heeft aangeschaft met de bedoeling deze te kunnen bestuderen en vergelijken met zijn oude bewezen stam dagfond duiven.
Het functioneren van de ademhaling van een duif in relatie tot de structuur van de keel
Vaak werd waargenomen dat wanneer de ademhaling niet op de juiste manier functioneert, door een niet op de juiste manier functionerende structuur van de keel, de luchttoevoer naar de longen en luchtzakken is verstoord. Daardoor wordt een juiste en goede ademhaling om lang en succesvol te vliegen, al dan niet ernstig, gehinderd.
Ook een snelle(re) ademhaling, nodig bij extreme temperaturen, is dan niet mogelijk. Als de structuur van de keel niet juist is dan komt de ingeademde lucht namelijk niet in zijn geheel in de luchtpijp terecht, maar voor een groot gedeelte in de bek en van daaruit direct weer naar buiten. Het gevolg is dat er niet genoeg frisse lucht in de longen terecht komt nodig voor een snelle en succesvolle vlucht naar het thuis hok. De luchttoevoer naar de longen en luchtzakken moet dus optimaal zijn. Dat wil zeggen: de opening van de luchtpijp moet vlakbij de tonsillen liggen. En dat is alleen mogelijk bij een juiste structuur van de keel.
Over een periode van ruim vijf jaar werden eerst de kelen van bewezen grote fond duiven op het gebied van kweken en prestaties bekeken en vergeleken. Zonder uitzondering waren de kelen van deze duiven gelijk van structuur. Deze structuur werd vervolgens vergeleken met die van de dagfond duiven die ook bewezen goed waren op de wedvluchten en op het kweekhok. Er was veel overeenkomst, maar er werd af en toe een verschil geconstateerd en dat was een kleine tot soms grote opening tussen de beide tonsil helften.
Over dezelfde periode werd de ontwikkeling van de tonsillen, want het zijn twee helften links en rechts, nauwgezet geobserveerd bij jonge duiven. Gebleken is dat het bij jonge duiven jonger dan een half jaar weinig tot geen zin heeft de tonsillen te beoordelen en te vergelijken met die van oude duiven. De reden is, dat net zoals andere kwaliteiten van het duivenlichaam, de keel ook de tijd nodig heeft om zich volledig te kunnen ontwikkelen. Uit het vergelijken van de notities van jonge duiven van een half jaar oud met dezelfde van een jaar oud bleek, dat de keelstructuur van de duiven van een jaar oud bijna altijd beter of veel beter was. En dat de jaarlingen waarvan de keelstructuur voor het vliegseizoen niet goed genoeg was of slecht presteerden of werden verspeeld.
Ook werd op het kweekhok geëxperimenteerd door duiven met een slechte keelstructuur op elkaar te zetten. Uit de koppelingen van deze duiven werd zelden of nooit een jong geboren met een goede keelstructuur en gingen deze vrijwel allemaal verloren tijdens de wedvluchten of presteerden ze slecht. Hieruit bleek dat het wel degelijk zin heeft om op een juiste keelstructuur te selecteren bij zowel kweek als vliegduiven om op die manier de kwaliteit van de volgende generatie(s) te verhogen.
Bovenstaand een afbeelding van de geopende bek van een duif. Ongeveer in het midden ziet u de zgn. Pharyngeal tonsil (keelamandelen) links en rechts van de aanwijzer van het cijfer 3, de Belgische benaming hiervoor in de volksmond is “gordijn”, die bestaat uit twee helften met ertussen de choanenspleet(3) die in meer of mindere mate open of gesloten is. Aan de onderkant is al dan niet een kartelrand waarneembaar.
Hoe beoordeel je de structuur van de tonsillen op de juiste manier? Om te beginnen moet de te beoordelen duif in de hand in rust zijn. Dit duurt meestal een seconde of tien. Open daarna voorzichtig de bek en wacht met beoordelen totdat de duif helemaal rustig is. Na een seconde of vijf is de keel in rust en gereed voor beoordeling. Bekijk de keel bij een goede verlichting want alleen dan is de al dan niet aanwezige opening, de zogenaamde choanenspleet (3) tussen beide tonsil helften, goed waarneembaar. De winterperiode, wanneer de duiven allemaal in rust zijn, is de beste tijd voor een optimale beoordeling van deze kwaliteit. De luchttoevoer wordt het best geregeld als de tonsillen nauw aaneengesloten zijn. De beste opening ertussen is maar een haar dik. Dit wordt minder naar mate de opening tussen de tonsillen groter wordt. Is de opening duidelijk waarneembaar dan neemt de sportieve waarde van de duif in kwestie flink af. De keel op de foto is hier een goed voorbeeld van. Ze zijn dan volgens de waarnemingen slecht bruikbaar voor de kweek en die wedvluchten waar hard gewerkt moet worden. Als dan de optimale ademhaling door de opening tussen de tonsillen wordt verstoord laat het resultaat zich gemakkelijk raden.
Soms zie je littekens op de tonsillen of is de scheidingslijn ertussen vervormd. Dit zijn duidelijke tekenen van slijtage naar aanleiding van een slechte vlucht die veel kracht heeft gekost. Soms is ook een ziekte de oorzaak van de vervorming. Hetzelfde is het geval met de kartelrand aan de onderkant van de tonsillen. Is deze afwezig dan is dit geen goed teken en kan een ziekte aan het ademhalingssysteem of het geel dit veroorzaakt hebben.
Uit de waarnemingen die over een periode van vijf jaar gedaan werden mag worden geconcludeerd dat het geruime tijd in beslag neemt voordat de structuur van de keel van een duif zich optimaal heeft ontwikkeld en dat je pas de juiste conclusie kan trekken als een duif een jaar oud is. Omdat de ademhaling van een duif dus tijd nodig heeft om perfect te kunnen functioneren, is het raadzaam om met name voor de vluchten met jonge duiven de aantallen duiven in de mand naar aan te passen. Tijdens de zomermaanden komt vaak extreem weer voor en dan heeft een duif veel meer zuurstof nodig om zich optimaal te kunnen koelen tijdens het transport naar de losplaats. Het moge duidelijk zijn dat dit positief wordt beïnvloed door minder duiven in de mand te doen en de belading aan te passen. Wat nog te vaak gebeurd is, dat wanneer er veel jonge duiven zijn verspeeld, de week erop twee containers worden samen gevoegd tot één. En dat die ene container van de bodem tot de nok wordt vol gestouwd. Overal wordt nog een duif extra in de mand gedaan omdat er geen plaats meer is voor de restmanden. Dit bespaart uiteraard geld maar de verliezen nemen er zeker niet door af. Bedenk dat iedere jonge duif die wordt verspeeld nooit meer een euro oplevert ten bate van de vervoerskas. Het welzijn van onze duiven moet te allen tijde voorop staan. Het mes snijdt hier aan twee kanten!
Het moge voor de geïnteresseerde liefhebbers duidelijk zijn dat het niet veel zin heeft om duiven zonder ze zelf beoordeeld te hebben blind van internet te kopen omwille van een mooie, meestal gefotoshopte, foto en voorzien van een pedigree met beroemde duiven in de achtergrond. Dat draait maar al te vaak op een teleurstelling uit. Zorg daarom voor voldoende parate kennis op het gebied van het beoordelen van een duif en gebruik dat op de juiste manier bij het aankopen ervan op het hok van de liefhebber van uw keuze of tijdens een openbare totale verkoop.
Ten slotte.
Wij hopen dat dit rapport zal helpen bij het verbeteren van de duiventransporten. Ons doel was en is: het welzijn van onze duiven te verbeteren, zodat zij beter tot hun recht komen.
U kunt het gehele rapport nalezen op de website van de WOWD onder: https://www.wowd.nl/onderzoeksresultaten/het-vervoer/
Literatuurlijst:
Steven van Breemen: Hints voor modern postduiven vervoer (1994)
Dr Colin Walker: The Flying Vet’s Pigeon Health & Management (2000)
C. Casteleyn, J. Scheers, P. Simoens, W. Van den Broeck: Respiratie bij vogels: een functioneel-anatomische benadering (2011)
Willem Mulder en Steven van Breemen: Rapportage en aanbevelingen vervoer en voeding (2012)
Willem Mulder: Dierenwelzijn tijdens vervoer (2023)
Willem Mulder: De WOWD transportvoer richtlijnen (2023)
NPO: Reglement vervoer en lossingen (2023)
Met vriendelijke groet,
Steven van Breemen en Willem Mulder.
Een gemiddeld duivenhok lijkt eerder op een ziekenhuis dan op een verblijfplaats voor duiven. Om als duivenmelker een klein beetje mee te kunnen doen heb je op zijn minst een apothekersopleiding nodig. Althans zo lijkt het wel met al die ziektes tegenwoordig maar doen we dat niet zelf door het toedienen van allerlei antibiotica en geneesmiddelen. Is het niet beter om de natuurlijke weerstand te verhogen i.p.v. telkens weer naar de medicijnen te grijpen. Zo is het ook met de bovenste luchtwegen van de duif. Elke duif heeft er last van in meer of mindere mate. Telkens medicijnen geven is een gebed zonder eind. Is het niet beter om de oorzaak te bestrijden.
Coryza is de grote boosdoener
Je kunt van mij aannemen dat veruit de meeste problemen met de bovenste luchtwegen wordt veroorzaakt door de Coryza virus of ook wel rhinitis uit de herpesfamilie. Elke duif op je hok is in meer of mindere mate drager van dit virus. Hierdoor ontstaan bacteriële complicaties zoals Staphylococcen en E. Coli.
Eerste fout is antibiotica
De eerste fout is het grijpen naar antibiotica middelen om de symptomen van al deze narigheid te bestrijden. Vroeger toen ik jong was deden de duivenmelkers dat op een andere manier. I.p.v. medicijnen hadden ze een grote ijzeren ton met een deksel. Hierdoor konden ze het probleem snel oplossen. En hoe eerder je erbij was des te minder duiven koste het je.
Antibiotica heeft geen duurzame werking tegen ziektes in de bovenste luchtwegen. Eerder verwoesten ze het delicate evenwicht in de darmflora waardoor je van het ene probleem in het andere probleem valt. Met als gevolg een seizoen lang dweilen met de kraan open. Het belangrijkste is dan ook een solide natuurlijke weerstand op te bouwen bij je duiven.
Grote verliezen
De meeste verliezen komen door sluimerende ziektes welke je niet gauw ontdekt. Omdat een duif een meester is in het verstoppen van allerlei ontwakende ziektes. Maar op het ogenblik dat een duif diep in zijn reserves moet tasten dan komt de ellende naar boven en leidt dan ook vaak tot grote onverklaarbare verliezen.
Stress, temperatuurveranderingen, voeding maar wat maar heel weinig duivenmelkers weten en zwaar onderschatten zijn parasieten. Zowel op het eigen hok als in de duivenmanden op het inkorflokaal.
Stuitluis en consorten
Parasieten zoals veerluis waar iedereen wel iets tegen doet. Maar denk eens aan stuitluis. Je controleert je duiven en vind niks maar controleer ze vijf minuten later en de hele stuit zit onder de stuitluis. Blijf hier ontzettend alert op en controleer het elke dag. Zonder dat je het in de gaten hebt wordt de conditie van je duiven elke dag weer zwaar ondermijnt. Natuurlijk is ook bloedluis een parasiet wat een zeer negatieve invloed heeft op de conditie van onze duiven.
Conclusie
Alles wat de conditie van een onze postduiven ondermijnt heeft invloed op het weerstandsvermogen. Het is om die reden dat we naar het geheel moeten kijken. Vandaar dat we in dit artikel van de bovenste luchtwegen naar de stuitluis zijn gegaan. Eens per jaar druppelen of elke dag een desinfecterend bad helpt helaas niet om onze duiven het hele jaar door luisvrij te houden. Helpt het luisvrij houden dan tegen Coli. Nee, natuurlijk niet maar het helpt wel om het weerstandsvermogen van onze duiven niet onnodig te ondermijnen.
By Ome Willem /duivenhouden.com
|
We hebben een bezoek gebracht aan een geweldig postduiven evenement genaamd de “Golden 10”.Vroeg in de morgen werd ik opgehaald door Pascal en reden we gezamenlijk eerst naar Breda, waar we vriend Paul hebben opgepikt.
Daarna gingen we gedrieën via Oosterhout richting Elshout. GPS had een kijkochtend georganiseerd waar hun koopwaar kon worden bezichtigd. We waren alle drie heel erg geïnteresseerd in de late jongen van Falco Ebben en dit was een mooie kans om deze duiven even door onze handen te laten gaan.
Een duif kopen zonder deze te hebben vast gehad vind ik geen goed idee en heb ik één keer gedaan en dat was op dringend advies van iemand die ik blind vertrouw. Ik vind het dan ook een heel goed idee van GPS om zo’n kijkochtend af en toe te organiseren.
De laatste keer dat ik in Elshout ben geweest was toen de duiven van Henri van de Berg te koop werden aangeboden en er ook een kijkdag werd georganiseerd. Ik heb toen een paar dagen later online een prachtige doffer kunnen kopen die ik zeker niet had gekocht als ik hem niet eerst vast had gehad. Nadat we de duiven van Falco hadden bekeken en een bakkie koffie hadden gedronken vervolgde we onze reis richting de “Golden 10”.
Aangekomen op de locatie zo rond kwart over elf was het al behoorlijk druk en zagen we de ene na de andere bekende liefhebber richting de verkoopzaal schuifelen. Toen we daar ook binnen stapten was het al een drukte vanjewelste. Meerdere mensen met een oriëntaals uiterlijk waren druk aan het live streamen en toonden hun klanten aan de andere kant van de wereld zelfs de kleur van het borstvlees van de te koop aangeboden duiven.
Ook andere aspirant kopers en kijkers waren volop duiven aan het keuren en de duiven werden vaak van de ene keurder naar de andere keurder doorgegeven zonder ook maar weer terug gezet te worden in hun tentoonstellingskooitje. Er was dus echt volop belangstelling !!
En dat was logisch ook want nu had iedereen de kans om zelf te zien wat geweldig presterende liefhebbers in België en Nederland op dit moment onder de pannen hebben zitten. Ik hoopte daar een Golden 10 liefhebber te ontdekken die echt nog iets van een eigen ras had gecreëerd.
En daarmee bedoel ik dat duiven over dezelfde raseigenschappen beschikken. Veelal van het zelfde fenotype zijn en eigenschappen bezitten die jouw eigen duiven thuis nog kunnen verbeteren. Helaas zijn zulke liefhebbers bijna niet meer te vinden. Dit heeft veelal te maken met het feit dat het creëren van een eigen ras tegenwoordig eigenlijk alleen maar lastig is.
We zien steeds meer dat liefhebbers gewoon alleen maar bezig zijn om zo goed mogelijk te spelen en het totaal niet uitmaakt of ze ondertussen wel of niet een eigen ras creëren. Deze liefhebbers zijn dan wel verplicht om veel duiven te blijven kopen om hun eigen bestaande duivenbestand op peil te houden. Dit systeem gaat dan echter vaak gepaard met heel veel duiven kweken en uittesten en dan maar hopen dat er weer een of meerder toppers bij zitten.
Nadat we alle te koop aangeboden duiven bekeken hadden, wisten we niet hoe snel we het lokaal (waar de duiven waren opgesteld) moesten verlaten. En nadat we even buiten frisse lucht gehapt hadden en vriend Sam zich ook bij ons had gevoegd, gingen we met zijn vieren napraten in het restaurant onder het genot van een super lekkere uitsmijter. We waren het over een ding eens: het was een waardevol en leerzaam bezoek. Het heeft er in ieder geval voor gezorgd dat we alle vier met een heel tevreden gevoel en vol vertrouwen aan het nieuwe seizoen 2024 gaan beginnen.
Fijne zondag!
Elke duivenliefhebber heeft wel eens duiven die niet terugkomen. De vogels vliegen verloren, geraken fysiek niet meer terug, raken een hoogspanningslijn tijdens een wedstrijdvlucht of worden gepakt door een roofvogel.
Nu de roofvogelpopulaties terug hersteld zijn na een absoluut dieptepunt in de jaren 1970, vooral door het verbieden van bepaalde pesticiden en extra hulp in de vorm van nestkasten, wordt dit verlies door roofvogels als problematisch ervaren. Toch blijkt uit onderzoek dat nog geen 15% van de verloren duiven prooi zijn gevallen aan roofvogels. Niet minder dan 36% vliegt verloren, en wordt soms alsnog, soms maanden na het verloren vliegen gepakt. Dat blijkt bijvoorbeeld in Engeland, waar een groot deel van de vers gepakte duiven eigenlijk al een tijd in het wild leven. Uit die studie bleek ook dat bijna 30% van de wedstrijdduiven sterft door tegen een auto, raam, mast of hoogspanningslijn te vliegen. 8% werd gepakt door huiskat.
In een Schotse studie werden de verliezen van wedstrijdduiven vastgesteld op 56%, waarvan 2 % door sperwers en 1% door slechtvalk.
Gezonde duiven in conditie zijn ook bijna niet te pakken door roofvogels, zelfs een slechtvalk gaat de inspanning niet leveren om achter een wedstrijdduif aan te gaan. Het gaat om jonge vogels en verloren gevlogen duiven. Ook wordt beweerd dat een aanvallende roofvogel een groep duiven uit elkaar jaagt en zo kan desorienteren, dat ze honderden kilometers vluchten en verloren zijn. Het tegendeel is waar, als verdediging groeperen ze, maken ze schijnbewegingen en een individueel dier is dan nog lastig te pakken.
Tenslotte blijkt uit tellingen dat de stand van slechtvalk tegenwoordig stabiel is, en dat sperwer en havik in grote delen van onze regio terug achteruit gaan. De achteruitgang van zangvogels en boerenlandvogels is daar wellicht de oorzaak van.
In die context is het verlies door roofvogels relatief beperkt, maar natuurlijk niet onbestaande.
Ecologie van roofvogels
De meeste roofvogelsoorten zijn geen probleem, de algemene torenvalk en buizerd vangen geen duiven. Bij sperwers vangt het mannetje, dat een stuk kleiner is dan het vrouwtje, vooral zangvogels als mussen en merels. Vrouwtjes kunnen zeker een duif aan. In de broedperiode komt ze echter twee maanden bijna niet van het nest. Dat geldt in grote mate ook voor havik en slechtvalk. Daar jagen de mannetjes ook liever op kleinere prooien. Een houtduif is al snel te zwaar om naar het nest te dragen, maar een postduif is zeker haalbaar. Meer nog, postduiven stammen af van de rotsduif, een klifbroeder net als de slechtvalk. Ze komen dus van nature in hetzelfde habitat voor en duiven zijn dan ook een belangrijke voedselbron voor deze soort. Havik en slechtvalk zijn een stuk zeldzamer dan de andere drie, maar kunnen lokaal wel problemen vormen.
Al deze soorten zijn wettelijk beschermd, bestrijding is daarom niet mogelijk. Er zijn echter manieren om het verlies te beperken.
Kennis over het gedrag en de levenscyclus van bijvoorbeeld de slechtvalk, kan heel wat schade voorkomen, vooral door het timen van lossen en wedstrijden, maar ook kleur van duiven.
Qua jachtgedrag zal een slechtvalk vanuit hoogte en met verrassingseffect proberen zijn prooi te verschalken, want in rechte vlucht kunnen soorten als eenden en duiven een slechtvalk voorblijven. Om de prooi vanuit hoogte goed te zien, is het handig als die wat contrasteert met de ondergrond. Een witte duif zal altijd gekozen worden boven een grijze of bruine. Dat is ook bij wilde vogels het geval, een mannetjeseend loopt meer kans geslagen te worden dan een vrouwtje. Ook vogels die wat vreemder gedrag vertonen lokken een aanval uit, zoals baltsende vogels of vogels die duidelijk trager vliegen. Veel lastiger heeft een slechtvalk het met duiven in groepen. Dat is ook de reden waarom onderzoekers hebben vastgesteld dat bijna alle ringen die in een nest worden gevonden, van duiven zijn die niet uit de buurt komen. Een verloren gevlogen duif is een ideale prooi. Een groep snelle, trainende duiven is dat niet. Dat groeperen en bochten maken van duiven is een natuurlijke reflex, vergeet niet dat duiven en slechtvalken samen zijn geëvolueerd in berg- en klifgebieden.
Desalniettemin is er een periode waarin ook de lokale duiven in gevaar kunnen zijn. In de winter heeft elke wilde vogelsoort het moeilijk, ook roofvogels. Een makkelijke prooi in de koudste maanden van het jaar krijgt geen kans. Daarna is het niet beter. Einde februari, begin maart, wil het mannetje slechtvalk indruk maken op zijn partner door veel prooien aan te brengen. Zo laat hij zien dat hij een nest hongerige kuikens aankan en dus een goede vader is. En hoe meer prooien, hoe gewilliger het vrouwtje wordt! Vandaar de volgende aanbeveling.
Breng je duiven op tijd in conditie
De hongerperiode en de balts vallen samen met het loslaten van duiven na de winter. Na de start van het nieuwe jaar loopt de ruiperiode af en worden duiven terug gelost, behoorlijk gevet en in slechte conditie. Dat is voor zo'n slechtvalk hetzelfde als een gedekte tafel. Duiven in goede conditie zijn lastiger te vangen, als een slechtvalk of havik moet kiezen weet hij het wel. Bovendien verloopt het opbouwen van de conditie na de winter traag als de duiven enkel in het weekend kunnen gelost worden, veel duivenliefhebbers werken in de week. De periode waarin de duiven een makkelijke prooi zijn, duurt dus lang. Vandaar deze aanbevelingen.Einde februari wordt het broedseizoen van roofvogels voorbereid, de mannetjes willen indruk maken op de vrouwtjes door prooien aan te brengen. In de winter zijn er bovendien een beperkt aantal extra sperwers en slechtvalken die uit het noorden naar hier trekken. Tegelijk is de stand op het einde van de winter van de wilde prooivogels het kleinst. Dit is dus het moment waarop duiven die lang binnen gezeten hebben het meest kwetsbaar zijn.
Als de duiven goed in conditie zijn is de pakkans bijna nihil. Als je de mogelijkheid ziet, breng je je duiven al in conditie voor midden februari.
Anders wacht je tot de eerste week van maart, en dit op gecontroleerde wijze, bijvoorbeeld door ze slechts op 3 km van het hok te brengen. Ze vliegen maximaal enkele minuten en kunnen meteen worden binnengeroepen. Zorg dat ze goed op gewicht zijn en luisteren. Dat voorkomt eveneens dat de ouderen duiven blijven rondhangen rond het hok en zo een makkelijke prooi vormen.
Na een tiental keer is de basisconditie voldoende om ze aan huis los te laten.
Jonge duiven
Start geen winterkweek in gebieden met roofvogels als slechtvalk. Zorg dat de jonge duiven einde april tot zelfs mei. De roofvogels voederen dan weliswaar hun jongen, maar er zijn op dat moment heel veel prooien aanwezig in de vorm van kuikens van wilde vogels. Daar is ook de levenscyclus ook op afgestemd.
Het is ook een goed idee om de jonge duiven in het begin schuw te houden door ze zo weinig mogelijk aandacht te geven. Door ze bij het spenen na 4 tot 6 weken te trainen op het geven van voeder na geluid (fluitje of rammelend blik), train je ze om terug naar het hok te komen voor voer. Hierdoor zijn de jonge duiven alerter voor gevaar. Jonge duiven op deze manier opgegroeid schrikken van elke mus. Pas na maanden worden de jonge duiven opgeleerd en naar de hand gezet met voer dat ze extra lekker vinden. Dan worden ze mak naar de liefhebber toe. De imprintfase ligt rond de drie maanden.
Als je in gebied woont met veel roofvogels, is het ook een idee geen zeer opvallende duiven te kweken zoals spierwitte. Die vallen het meeste op en worden het snelste gepakt.
Dicht bij een nest slechtvalken? Hou ze binnen einde februari
De twee laatste weken van februari en de eerste dagen van maart vangt een mannetje slechtvalk wat meer dan gewoonlijk. Woon je vlakbij een nestbak, zou je kunnen overwegen je duiven dan binnen te houden. Einde maart start de eifase, waarbij het vrouwtje niet meer van het nest komt. Er is nu nog enkel één dier per territorium dat jaagt. De hoeveelheid prooien dat gepakt wordt is nu het laagst. Dat zal veranderen einde april als de jongen uitkomen. Maar dan zijn er ook weer veel jonge wilde vogels.
De eiperiode van sperwer ligt wat later, april en mei.
Afweer
Er is redelijk wat onderzoek gebeurt naar afweermiddelen, zoals balonnen met ogen en zelfs de duiven insmeren met onsmakelijke stoffen. Maar niets van die zaken blijkt te helpen.
Wedstrijden
Aangezien de grootste verliezen van wedstrijdduiven het gevolg zijn van verloren vliegen. Uit onderzoek blijkt op weduwschap, duidelijk minder duiven verloren vliegen.
Wetenschappers raden ook aan om het wedstrijdseizoen pas te starten einde mei, wanneer de volwassen roofvogels hun jongen niet meer voeden. Jonge roofvogels zijn geen partij voor getrainde duiven.
Bron
https://www.internationalpigeonauctions.com/nieuws/roofvogelproblematiek...
https://www.internationalpigeonauctions.com/nieuws/roofvogel˚><a href="/ our-work="" our-positions-and-casework="" our-positions="" birds-of-prey-in-the-uk="" racing-pigeons-and-birds-of-prey="">https://www.rspb.org.uk/our-work/our-positions-and-casework/our-position...
https://www.rspb.org.uk/our-work/our-positions-and-casework/˚><a href="/>https://www.rspb.org.uk/globalassets/downloads/documents/positions/speci...
https://www.rspb.org.uk/globalassets/downloads/documents/pos˚><a href=https://www.theguardian.com/science/2004/aug/26/thisweekssciencequestions2><span style=">https://www.theguardian.com/science/2004/aug/26/thisweekssciencequestions2
https://www.theguardian.com/science/2004/aug/26/thisweekssci˚><a href=https://www.roofvogelszeeland.nl/images/publicaties/presentaties/Voedsel_van_Slechtvalk_Axel.pdf><span style=">https://www.roofvogelszeeland.nl/images/publicaties/presentaties/Voedsel...
https://www.roofvogelszeeland.nl/images/publicaties/presenta˚><a href=https://www.roofvogelszeeland.nl/images/stories/AxelseDuiven.jpg><span style=">https://www.roofvogelszeeland.nl/images/stories/AxelseDuiven.jpg
https://www.roofvogelszeeland.nl/images/stories/AxelseDuiven˚><span style=">Video van een aanval van slechtvalken en havik op reisduiven. Wie wint?
https://youtu.be/IQNAK7vAGagechtvalken en havik op reisd!">Aanval van een havik op een reisduif
Goede duiven maken het verschil. Je kan nog zo goed je best doen met verzorgen, trainen etc., maar zonder goede duiven is al die moeite eigenlijk voor niets. Anderzijds kan je een hok vol topduiven hebben, die er zonder goede verzorging en begeleiding ook niets van zullen bakken.
Zelf ben ik geen liefhebber van veel duiven. Ik start weliswaar met 60 vliegduiven, maar dat aantal neemt wekelijks snel af. Bij de jonge duiven wil ik met maximaal 100 stuks aan de start verschijnen. Ruim een derde valt daarvoor al af, daarom moet ik er zeker 150 tot 160 kweken.
Ik heb 24 kweekkoppels en 6 zomerjongkoppels die op de kweek worden getest. Er zitten ook 10 voedsterkoppels, die na het kweekseizoen weer verdwijnen.
Van de vliegduiven kweek ik eigenlijk nooit, die zitten hier om te vliegen. Sommige daarvan worden natuurlijk wel de toekomstige kwekers. De kweekduiven zijn hier bedoeld om uit te kweken, daarom bestaan de kweekhokken louter uit bewezen topduiven en zomerjongen van de beste kweekkoppels.
Voor eigen gebruik zet ik zelden twee bewezen vliegers tegen elkaar. Meestal een topvlieger tegen een goede kweekduif die nooit heeft gevlogen. Twee duiven tegen elkaar die beide nooit hebben gevlogen, gaf hier geregeld succes. Het Millennium koppel is daar een voorbeeld van, al komen die zelf natuurlijk wel uit topduiven.
Kweken is en blijft lastig. Hier is alles in verdere generaties aan elkaar gelinkt, vaak komt daar de lijn van Witbuik en Rocket samen. Natuurlijk vind je hier en daar ook een aangeschafte duif in de stamboom. In mijn gehele kweekbestand zitten nu nog maar drie duiven van andere hokken en drie samenkwekers.
Er werden dit jaar nog vijf late jongen aangeschaft, maar die worden eerst bij Jan in Friesland getest. Als het daar niets is, komen ze niet naar mij. Sommige die ‘redelijke’ duiven voortbrachten, blijven ook daar. Ik haal dan liever een bewezen kind terug dat 50% eigen lijn is.
Zoals men weet, compenseer ik niet en kijk ik ook niet naar de bouw. Een duif mag van mij best een beetje open staan. Een zachte pluim vind ik wel belangrijk. Extreem grote of kleine duiven vind je hier niet, die zijn in de loop der jaren op de vluchten uitgeselecteerd.
RESULTATEN
Dit jaar heb ik mijn vooraf gestelde doelen behaald. In Brabant 2000 werd namelijk 4x met een 1e prijs begonnen. Verder speelde ik 48x top 10 en won ik een sectorvlucht en een Grand Prix vlucht (daarop zelfs de 1e t/m 7e prijs).
Ook werd ik onder meer 1e Gouden afdelingskampioen, 1e Gouden Crack, 1e provinciaal Asduif, 1e nationaal Asduif WHZB, 1e nationaal Asduif World Best Pigeon, 2e Olympiade duif en 1e nationaal hokkampioen dagfond in de Fondspiegel.
SYSTEEM
Iedereen weet inmiddels wel dat ik een simpel systeem hanteer. Al mijn duiven krijgen dagelijks 80% Championsmix + 20% NPO-mix met daaroverheen Origanum Red en Champions Mineralenmix. Hieraan voeg ik tweemaal per week nog wat Prestavit toe.
De duiven worden eens per 6 weken onderzocht. Als ze niets mankeren, doe ik ook niets.
Het trainen van de vliegduiven gebeurt eenmaal daags. De doffers krijgen een vrije training, de duivinnen een verplichte. Verder gaan ze gewoon alle weken de mand in en zo blijven alleen de beste over.
Duiven die iets komen te mankeren, vertrekken. De selectie op gezondheid vindt het gehele jaar plaats. Hier vind je dus geen bakjes waar zieke duiven in zitten om te herstellen. Tenslotte 12 maanden per jaar zoveel mogelijk open hok en volop zuurstof.
Ik geloof niet snel in goede duiven, hier moeten ze eerst iets unieks bewijzen op het kweek- en/of vlieghok. In allerlei theorieën over hoe de perfecte duif eruit moet zien, geloof ik al helemaal niet. Mensen die er verstand van denken te hebben, hmm… Ik moet de eerste nog tegenkomen die een slechte duif van een goede kan onderscheiden. Dat zou namelijk betekenen dat op zijn hok alleen maar goede zitten. En niet meer dan een handjevol, natuurlijk.
Doordat het jonge duivenspel steeds slapper wordt qua afstanden, selecteer ik die duiven niet langer enkel en alleen op prestaties. Bij de jaarlingen gebeurt dat nog wel.
BRABANT 2000
Binnen Brabant 2000 heeft nog niemand zich aangemeld voor het bestuur. De vorige leden hadden hun organisatorische taken goed in de vingers, dat heb ik wel vaker gezegd. Het ging pas mis toen ze zich met de vluchten gingen bemoeien. Daar hadden ze wat minder verstand van, is gebleken.
Een goed bestuur moet zich eigenlijk niet laten afleiden door sociale media, vind ik. Hoe meer mensen zich ergens mee gaan bemoeien, des te groter de puinhoop meestal wordt.